zaterdag 2 oktober 2010

Hallo lieve luitjes!
 
Ik ben weer veilig op mijn stek in Ukarumpa. Na 4 fantastische weken in Honiara weer teruggevlogen over de oceaan, en weer veilig aangeland in het hooggebergte van PNG. Even wennen en weer het ritme van het leven hier vinden, maar de toekomst lacht me al weer tegen.
Ik ben weer eens verhuisd en maak nu het huis van vriendin Beth Fuller tot mijn eigendom voor 7 weken. Ze is in haar village, en ik kan mooi op haar huisje passen, en dat bevalt me uitstekend.
 
De cursus in Honiara ging erg goed. (Zie foto bijlage) We hadden 24 deelnemers en konden gebruik maken van vrij westerse middelen. Heel wat anders dan in Yopno, waar we 280 mensen hadden en midden in de bush zaten. In Yopno waren het allemaal mensen uit het dorp, die wilden leren hoe ze hun pas vertaalde bijbel konden gaan gebruiken.
In Honiara waren het 24 kerkleiders van allerlei verschillende eilandjes (Honiara is de hoofdstad van de Solomon Eilanden, dat bestaat uit 992 verschillende kleine eilandjes!! Je weet niet wat je ziet als je aan komt vliegen, overal groene stippen in de knalblauwe oceaan, omgeven door koraalbanken, die goed te zien zijn, omdat de zee kristalhelder is. Witte kaketoes die uit de bomen fladderen bij het geluid van het landende vliegtuig, haast niet te omschrijven. Hoe ongelooflijk machtig is Gods schepping!)
Deze deelnemers zijn allemaal goed geschoold, spreken engels, en hun doel was om te leren wat de werkelijke grond van het geloof is. Voor velen was het een openbaring dat God Jezus heeft gezonden, om ons te verlossen van Satan, en om weer met God verzoend te zijn, en ons het eeuwige leven te geven, en dat wij als antwoord daarop volgens Zijn regels willen gaan leven. Ook is alle magie en toverdokters en vervloekingen, wat nog erg leeft hier, aan de orde geweest. Het is erg interessant, en aan de andere kant ook ontzettend moeilijk om werkelijk hun gedachten en overtuigingen te begrijpen, en om te vormen naar gezonde overtuigingen. Het maakt zo ontzettend veel deel uit van hun wereldbeeld, met geestenverering en geestenbezwering, dat er heel wat jaren overheen moeten gaan, voordat dat echt teruggebracht is naar Christelijke opvattingen en wereldbeeld. Maar dat is een heel verhaal op zich.
Met deze waarheden van de Bijbelcursus gaan ze dan weer terug naar hun eigen dorp, en geven ze de informatie weer door aan hun eigen kerkleden.
Ik vind dit echt prachtig werken, omdat er op deze manier een heleboel mensen worden bereikt. Het blijft dan niet binnen 1 bepaald dorp, maar het spreidt zich uit over 24 verschillende dorpen. Zoals zo mooi in 2 Tim 2:2 staat: "Wat gij gehoord hebt, vertrouw dat toe aan vertrouwde mensen, die bekwaam zijn om ook anderen te onderrichten."
Ik merk dat dat echt mijn visie is, in mijn werk hier. Op die manier Gods Woord brengen over de hele Pacific, en uiteindelijk over de hele wereld.
 
Nu mijn toekomstplannen: Zoals het nu lijkt blijf ik in PNG tot april 2011. Van januari tot april zijn er namelijk nog 3 SALT cursussen gepland, die ik heel graag zou willen geven, als 1 van de onderwijzers. Dus in plaats van in januari naar Nederland te komen, wordt het nu april.
 
In April hoop ik dan thuis te komen, om per 1 augustus te beginnen met mijn opleiding in Engeland. Voor info zie:  http://eurotp.org/UK/courses.asp
Dat loopt tot eind december. In januari of februari hoop ik dan terug te gaan naar de Pacific. Ik weet nog niet waar God me heen gaat zenden, maar in mei volgend jaar heb ik een gesprek met een Nederlands echtpaar, wat een project heeft lopen in Polynesia en Micronesia, en zij zoeken mensen die de opleiding Scripture Use hebben gevolgd. Ik wil met hen eens kijken wat de werkzaamheden zijn. En verder zou ik heel graag full time in het team van de SALT cursus zitten. Zo als ik het nu kan bekijken zijn dat 2 geweldige mogelijkheden waar ik in de toekomst mee bezig zou kunnen. Alles teruggebracht in Gods hand en plan voor mijn leven, en ondergeschikt aan Zijn wil!  
 
Voor nu hoop ik weer mijn Nederlandse lessen op te pakken. Mijn aantal leerlingen is gegroeid van 3 naar 5, omdat er 2 dagen geleden een nieuw Nederlands gezin is aangekomen. Echt superleuk om het Nederlandse team hier wat verder uit te breiden, en een nieuw adres te hebben waar ik even binnen kan vallen en gewoon simpel ontspannen Nederlands kan kletsen. Vanaf 18 oktober zal ik 5 weken les gaan geven aan groep 6. Geen idee hoe ik dat ga doen, zonder PABO opleiding, maar ik val in voor iemand die heel graag de trouwerij van haar zoon in Nieuw Zeeland bij wil wonen.
 
Zo, volgens mij zijn jullie weer helemaal op de hoogte van alle activiteiten en ontwikkelen hier in het mooie PNG.
 
Foto's
 
 

Joshua, ons andere teamlid, woont in Honiara


Met Carol, is vriendin en 1 van de onderwijzers die ook in Ukarumpa woont.

5: alle deelnemers die geslaagd zijn en hun certificaat hebben gekregen

op zaterdag snorkelen bij een Japans oorlogsschipwrak uit de 2e wereldoorlog

in onze vrije tijd samen met de zoon van het zendingsechtpaar echte Nederlandse stroopwafels bakken
 
 
 
 
 
Heel veel liefs,
Marjan
 
 

woensdag 25 augustus 2010

Nieuwsbrief 25 augustus 2010


Het leven en de dood stel Ik u voor, de zegen en de vloek; kies dan het
leven, opdat u leeft, u en uw nageslacht, door de HERE, uw God, lief te hebben
en naar Zijn stem te luisteren. Deut. 30: 19, 20
Hallo lieve lezers,
De zomervakantie is weer voorbij voor de meesten van jullie, de activiteiten voor het nieuwe seizoen
staan al weer in de agenda ingepland, denk ik.
Ook in mijn agenda staan al weer allerlei plannen. En andere plannen zijn al werkelijkheid geworden
en zijn nu een fantastische herinnering.
In deze nieuwsbrief zal ik vertellen wat SALT is en hoe mijn reizen zijn verlopen nu ik mijn baan als
gymlerares en handvaardigheidslerares heb ingewisseld voor SALT-teacher.
De SALTcursus is: Scripture Application and Leadership
Training. Deze cursus bestaat uit 19 lessen. We
onderwijzen 2 lessen per dag.
De eerste 4 lessen gaan over: Wie is God. Gods heiligheid
wordt uitgewerkt, Zijn oneindighheid en soevereiniteit, en
Zijn liefde voor ons. Aan de hand van de gelijkenis van de
verloren zoon laten we zien dat God altijd op ons wacht en
van ons blijft houden, hoever we ook afgedwaald zijn.
De volgende 4 lessen gaan over wie wij zijn. Hoe kunnen
we een relatie met God opbouwen, wat is bidden, hoe
bestuderen we Gods woord en horen we Zijn stem. Daarna
wordt erop ingegaan dat we van onszelf een hart vol donkerheid hebben, dat neigt om satan te volgen.
De strategieën van Satan worden in deze 4 lessen verder uitgewerkt, zodat mensen in hun eigen leven
ook herkennen waar ze nog in de donkerheid leven.
Daarna wordt diep ingegaan op het verlossingswerk
van Jezus voor ons. Dat Hij in onze plaats wilde staan,
en dat we door Jezus weer op de weg naar het
Koninkrijk van God zijn gezet en gered zijn van de
weg naar de hel. De laatste lessen gaan over hoe en
waarom we de ander vergeven en hoe een gezond
christelijk gezin eruit ziet.
Tijdens het lesgeven maken
we veel gebruik van posters
met tekeningen. Dat sluit
goed aan bij deze cultuur,
die niet zozeer gewend is om te lezen, maar meer om te luisteren en te
kijken. Daarnaast gebruiken we veel bijbelteksten, die voorgelezen worden
vanuit de bijbel die in de plaatselijke taal is vertaald. Op deze manier
hebben we 2 doelen: het evangelie wordt uitgelegd, en mensen kunnen oefenen om gewend te raken
om de bijbel in hun eigen taal te lezen. Als laatste onderdeel van de cursus worden alle participanten
naar verschillende dorpen in de omgeving gestuurd, om daar in de zondagdienst één van de lessen te
onderwijzen aan de mensen van dat dorp. Op die manier worden er nog veel meer mensen bereikt, dan
alleen de mensen die de cursus volgen. En zo worden de mensen gestimuleerd
om de Bijbel te gaan gebruiken in hun
dagelijkse leven.
De afgelopen maanden ben ik naar 2
verschillende dorpen geweest. De
eerste reis was naar een dorpje op een
eiland, de 2
hoog in de bergen.
Twee uitersten, totaal verschillend in dorpsopbouw, huizenbouw, taal, cultuur, landschap en
temperatuur. Het is onvoorstelbaar om in 1 land zoveel
verschillen te ontdekken in gewoontes, dansen, en levensstijlen.
Ik heb ontzettend genoten
van deze 2 reizen en het
werk om deze mensen te
vertellen van God. Om te
zien dat God harten
aanraakt, en mensen
Jezus willen gaan volgen
in hun leven, of een
nieuwe start willen maken door oude verkeerde gewoonten op
te geven en door de kracht van de Heilige Geest juiste keuzes
te gaan maken. Verder geniet ik volop van het ontdekken van hoe de mensen hier wonen, werken,
denken en voelen. Ik voel me rijk gezegend dat ik dit werk mag doen!
In het 1e dorp hadden we 45 deelnemers voor de cursus,
in het 2e dorp 240.
De kerk zat hier zo
vol, dat niet alle
mensen er in
pasten, dus de rest
zat buiten tegen de
bamboemuur aan,
om toch mee te
kunnen luisteren
naar wat er binnen
werd gezegd. Deze groep van 240 deelnemers heeft in
18 verschillende dorpen een les in de kerk verteld. Ze
hebben het aantal toehoorders opgeteld, en we kwamen op een aantal van nog eens 1500 mensen die
op deze manier de blijde boodschap hebbben gehoord!!
Mijn volgende reis staat geboekt voor 1 september tot 1 oktober. Ik hoop dan naar Honiara te gaan, de
hoofdstad van de Solomon Eilanden. Dat ligt buiten Papua Nieuw Guinea, maar is ook een onderdeel
van de Pacific.
Wilt u meebidden voor een gezegende reis?! Dat ook hier veel mensen worden bereikt. En dat we als
team gezond blijven om het werk te kunnen doen?
En wilt u God danken voor de enorme zegeningen van de afgelopen 2 cursussen?!
God heeft verhoord dat
· de SALTcursus ontzettend veel mensen heeft bereikt;
· dat ze hebben geleerd hoe ze de Bijbel moeten gebruiken, en;
· dat ze enthousiast zijn geraakt om God te leren kennen vanuit de Bijbel en er dagelijks uit te
willen gaan leven. (Er was 1 man die een getuigenis gaf dat hij ter plekke zijn leven als
crimineel wilde stoppen, en zijn leven voortaan door God wilde laten leiden!)
Wilt u bidden dat deze mensen op de ingeslagen weg verder gaan met God, door de kracht van de
Heilige Geest?
Bedankt!!!

Ukarumpa, 25 augustus ’10

vrijdag 30 juli 2010

Lieve mensen,
In de bijlagen van de komende 4 mailtjes een fotoreportage van mijn 5 weken in een dorpje op Simberi Eiland, 1 van de 3 Tabareilanden ten noordoosten van Papua Nieuw Guinea. Zie hiervoor mijn fotopagina, Simberi
In deze weken heb ik samen met 5 andere onderwijzers (4 uit Papua, 1 uit Amerika) de SALT course gegeven.
SALT staat voor: Scripture Application and Leadership Training.
De cursus bestaat uit 19 lessen. Het eerste onderdeel is: Wie is God, het 2e onderdeel is: Wie zijn wij als mensen, onze zonden, en de technieken van Satan. Het derde deel is de vergeving en de heiliging door Jezus voor ons.
In deze cursus worden veel teksten uit de Bijbel gelezen. Dat is het 2e doel van deze cursus, om de mensen eigen te maken met het lezen van bijbelgedeelten uit de Bijbel die door zendelingen is vertaald in de plaatselijke taal.
Het was prachtig om de mensen het Woord van God te zien ontdekken!
In de derde week hebben 14 van de 50 studenten een extra cursus week gevolgd: de instructorscourse. Hierin leerden ze hoe ze de lessen kunnen gaan onderwijzen aan de dorpen om hun dorp heen. Op deze manier wordt het project verder uitgebreid en rondgespreid.
Ik heb ontzettend genoten van mijn tijd met deze mensen, in de eenvoud van het dorpsleven, een open plek in het oerwoud.
Op stap met Wambo om vogels te jagen, vissen in een kano, een uitgeholde boomstam, en als feest een geslacht varken, omdat alle mensen geslaagd waren voor de cursus.
Douchen vanuit een emmer, met grondwater, dat we op konden hengelen uit de waterput. Geen electriciteit, dus een schitterende sterrenhemel, in het pikkedonker. 's Avonds bij het vuur napraten Luisteren naar de verhalen van de mensen, welke wonderlijke dingen er allemaal op een eiland van 30 km omtrek kunnen gebeuren: het verhaal van een gezin uit het dorp dat verloren op zee heeft rondgedobberd voor 13 dagen, en elke dag vinden ze een kokosnoot drijvend bij hun boot midden van de oceaan. Tijdens het knippen van mijn nagels werd ik gadegeslagen door een vrouw, en toen ik klaar was ruimde ze alle geknipte nagels weg van het zand en gooide ze in zee: mensen die mij kwaad kunnen doen, kunnen mijn nagels of haren, en in het ergste geval mijn botten mee nemen naar huis, en daar een vloek uitspreken in mijn nagels of haren, en dan zal ik ziek worden en sterven. En daar had iedereen verhalen van. Mensen die naar de toverdokter gaan, en dan andere mensen laten vervloeken, een bot meekriijgen van de toverdokter, en die onder het huis begraven, of in de tuin van de vijand, en op die manier kun je je vijand ziek maken en verslaan. Onvoorstelbaar hoe de geestelijke wereld hier werkt, en in welke angst de meeste mensen diep van binnen nog leven. Ook al horen ze al 20 jaar het evangelie, hun hele wereldbeeld bestaat uit het beinvloeden van de geestelijke wereld. Alleen de Heilige Geest kan dat verbreken. 
Een ander grappig feit dat aantoont dat de mensen geloven dat alles bestuurd wordt door geesten, is de benaming van de wind. Op het eiland is er een bepaalde wind, die lange tijd kan aanhouden. Deze wind heet Wonpo, of zoiets, en vertaald is dat: vaderloos kind. Zoals een vaderloos kind niet luistert naar opdrachten, zo luistert deze wind niet naar hun bezweringen om minder hard te waaien of om een andere kant op te waaien. Mensen leven hier erg dicht bij de natuur: bijvoorbeeld hun leeftijd die ze ontlenen aan een  andere wind die ze jaarlijks hebben, meestal in december en januari, en deze wind heet de Abri. Hieraan verlenen de mensen hun leeftijd: in hun taal ben ik 31 Abri. Geen idee of ik het allemaal een beetje duidelijk kan maken, de wereld is hier zo totaal anders. Ik heb de neiging om alles te willen onthouden, om het door te vertellen, maar het is gewoon te veel.
Nog een verhaal is nog erg leuk om te vertellen: op een middag waren we rond 5 uur klaar met de cursus, en ik wilde graag de omgeving wat verder verkennen, echt eens zo'n smal paadje volgen dat de dichte bush in leidt. Oke, de Amerikaan was geinteresseerd, dus die met mij mee. Toen we terug kwamen was het hele dorp in rep en roer, mensen staarden naar ons, en fluisterden verhit in elkaars oor. We hadden geen idee wat er aan de hand was, maar er hing een enorme spanning in het dorp.
Wij naar het zendelingsechtpaar. Die hadden inderdaad al vernomen wat er aan de hand was: het feit dat we de bush in gegaan waren was of om de liefde te bedrijven, wat niet echt bevordelijk zou zijn voor de geloofwaardigheid van onze lessen, of om witchcraft te bedrijven: vervloekingen uit te spreken over mensen. Want dat is het enige waarvoor je de bush in zou gaan. O my goodness, hoe gaan we dit rechtzetten?! Ga je in volle onschuld de natuur in, kom je terug en heb je deze verdenkingen boven je hoofd hangen!!! Gelukkig heeft het zendelingsechtpaar het recht kunnen zetten. Hoefff, hoe makkelijk kun je elkaar misverstaan, als je elkaars cultuur niet kent. Dat dacht ik ook toen ik een fout maakte in het contact met een jongen van de stam. Mannen en vrouwen zitten gescheiden in de kerk. Er lag nog 1 gezangenboek aan de mannelijke kant, en ik wilde graag meezingen. Ik reikte in de volle kerk iets te dichtbij langs hem heen naar het gezangenboek, waarop hij de bank uitschoot en de kerk uitrende. Begrijp nog niet helemaal precies wat hun interpretatie is, maar het was in ieder geval goed fout. Oke, weer wat geleerd, gewoon niet meezingen de volgende keer :).
En zo zijn er nog honderd andere details, waarop je even verwonderd achter je oren krabt en de cultuur alleen maar kunt observeren, absoluut niet interpreteren, laat staan analyseren en anticiperen. Zo, das een leuke zin geworden. Vertaal dat maar eens in het Tok Pidgin!
Lukim yu narapla taim!!
God bai blessim yu, na givim yu bikpela amamas dispela week!
Marjan

maandag 17 mei 2010

Mijn verhaal

Zondag hadden we zondagschool. Eén van onze jongens van 15, een lieve zachtaardige jongen, die zeer gemotiveerd is om de Bijbel te kennen, en God te dienen, kwam strompelend binnen. Er zaten nog 3 kogels in zijn lichaam, vertelde hij. Twee in zijn rug en één in zijn been. Die moesten er maandag in de kliniek worden uitgesneden. Zijn enige kommentaar was: ik was niet snel genoeg om me te verstoppen.

De les in de zondagschoolboek voor deze ochtend was: being compassionate. Help mensen die in nood zijn. Houd niet alleen van de mensen die je goed gezind zijn, maar ook van je vijanden.
Wat heb je dan als zondagschoolteacher de wijsheid van de Heilige Geest nodig om de les goed over te brengen.
Het raakte me diep dat deze jonge kinderen al op zo’n jonge leeftijd zulke volwassen lessen moeten leren, en  ze moeten toepassen in hun eigen leven.
Maar wat zal God ze zegenen, als ze hun hart ook nu willen richten op Hem, in plaats van op wraak.
En God heeft een plan met deze jongen, nu hij op zo’n wonderlijke wijze gespaard is gebleven, en God het heeft verhoed dat de kogels geen essentiele organen hebben geraakt!

Onderstaand verhaal vertelt wat er gebeurd is vorige week maandag. Het verhaal is fictief, maar alle elementen die ik heb gebruikt, zijn waargebeurde verhalen die ik heb gehoord van de mensen die het zelf hebben meegemaakt.
………………………………………………………………………………………………….


Ze kwamen 10 minuten voordat de bel zou klinken van de pauze van 3 uur……

Ik stond op dat moment buiten aan de rand van mijn dorp. Aan het kijken naar de kinderen aan de andere kant van het hek. Daar is het dorp van de witten mensen. De kinderen waren op het plein van hun school aan het spelen. Ze hadden gymles. Ik vond het al vreemd dat ze halverwege de les naar binnen gingen. Normaal hoor ik altijd de bel, en dan pas gaan ze weer naar binnen. Maar nu zag ik dat er een mevrouw naar de lerares liep, ze even met elkaar stonden te praten, en daarna nam de lerares de kinderen mee naar binnen. Ik begreep er niks van. Maar toen zag ik alle volwassen mensen van de school naar buiten komen. Ze stonden op de veranda, en wezen naar de heuvelrug, aan de andere kant van de school. Wat zouden ze daar zien?
En toen zag ik ze ook. De mannen met geweren over hun schouders, ik denk ongeveer 15, die zich hadden verscholen in de bush, en langzaam, bijna onzichtbaar, dichterbij mijn dorp slopen!
Mijn hart stond stil. Flitsen van vorig jaar kwamen in mijn gedachten. De plundering, al het schieten. Vorig jaar hebben ze mijn opa doodgeschoten. En mijn vader hebben ze ook te pakken gehad. Ze hebben wel honderd kleine kogeltjes in zijn lichaam geschoten. Eentje is in zijn oog terecht gekomen. Hij is nu blind aan dat oog. En nog steeds komen er af en toe kogeltjes uit zijn lichaam. Laatst kreeg hij opeens een wond achter zijn oor. En toen hij naar de kliniek geweest was in het dorp van de witte mensen, kwam hij terug met weer een kogeltje. Die had nog de hele tijd in zijn lichaam achter zijn oor gezeten, en was er nu uitgewerkt. Hij verzamelt ze in een potje op de plank in de keuken. Het had mijn moeder en vader wel 5 maanden gekost voordat ze ons huis weer een beetje op orde hadden, en we ons weer een beetje veilig voelden.
Ik zag ondertussen dat de mannen heel dichtbij gekomen waren. Ik herkende de voorste man. De meest ruige. Dat was Rapick. Hij was de vorige keer ook de aanvoerder van de groep. Hij helpt mijn oom om ons bang te maken. Daardoor hoopt hij dat we naar hem gaan luisteren en dat hij de baas over ons kan zijn.
Mijn oom is vroeger geadopteerd door mijn opa en oma. Hij heeft altijd het gevoel gehad dat hij niet echt bij ons dorp en familie hoort. Dat vertelde mijn vader aan mij een tijd geleden. Daarom wil hij nu heel graag de leider van de familie en van ons dorp zijn. In ons dorp wonen allemaal ooms en tantes van mij. Mijn oom, Namus, wil alle grond hebben van mijn andere ooms en tantes, en wil de baas zijn van ons. Hij wil ons zeggen wat we moeten doen. Mijn oom is gemeen. Een tijdje geleden was hij naar de tuin van een van mijn tantes gelopen, omdat hij had gezien dat ze daar aan het werk was. Samen met mijn nichtje was ze de bonen aan het plukken. Hij had toen zomaar, zonder reden, mijn tante en nichtje in elkaar geslagen. Ze waren gevlucht, en hadden zich verstopt in het hoge gras in de bush.
In de avond was mijn oom ongerust geworden, omdat ze nog niet thuis waren. Hij kent Namus goed, en was bang dat hij hen vermoord had. Hij is toen met mijn andere oom naar de tuin gegaan. Maar daar waren ze niet. Hij heeft toen haar naam geroepen, en toen was mijn tante dapper genoeg om uit de bush te komen. Ze had haar hele rug open, en mijn nichtje had een blauw oog, en haar benen waren vol met bloed. Mijn oom heeft toen gelijk de politie gebeld. Maar die heeft er niks aan gedaan. Ik begrijp nooit waarom die ons niet helpen.

De mannen met geweren waren ondertussen zo dichtbij gekomen, dat ik naar huis ben gerend. Ik riep mijn vader, maar die was niet thuis. Mijn moeder was er ook niet. Die was met mijn kleine zusje naar de kliniek. Mijn zusje is al weken aan het hoesten, en mijn moeder wilde even weten of ze medicijnen moest gaan slikken. Toen ben ik naar het huis van mijn oom gerend. Ik schreeuwde: “Ze komen er weer aan, ze komen er weer aan!!!” Mijn oom kwam gelijk uit zijn huis gerend. Ik had zijn gezicht nog nooit zo verwrongen gezien, zo vol schrik en boosheid tegelijk. Hij greep me bij mijn arm, duwde me naar binnen.  In de schemering van het vuur dat in het huisje brandde zag ik dat mijn tante en mijn neefje ook binnen waren. Mijn neefje begon te huilen van schrik.
Mijn oom greep zijn pijl en boog die om de hoek van de ingang stonden. Net toen ik binnen was, hoorde ik de eerste schoten al. Mijn oom kwam weer binnen gerend, en greep zijn zoontje en mij bij onze arm. Hij schreeuwde tegen mijn tante dat ze mee moest komen. Met elkaar renden we het huis uit, de bush in. Vlak achter het huis van mijn oom is het oerwoud, vol met bomen en hoog gras. We renden een stuk het oerwoud in. Daar verstopte mijn oom ons in het hoge gras. Mijn neefje huilde nog steeds. Hij was zo geschrokken van zijn boze vader, en zijn bange moeder. Mijn tante stopte snel haar borst in zijn mondje. Want als hij zo zou huilen, zou hij onze schuilplek verraden, en dan zouden ze ons vinden en doodschieten. Net zoals mijn opa vorig jaar. O, wat was ik bang. Ik voelde mijn benen tegen elkaar trillen. Toen rende mijn oom weer terug. Nog steeds had hij de pijl en boog in zijn hand. Toen hij uit het zicht verdwenen was, begon mijn tante te huilen. Ze prevelde zachtjes voor zich uit met gesloten ogen. Ik hoorde dat ze aan het bidden was. Ze vroeg God om bescherming.

Na een tijdje viel mijn neefje in slaap. Mijn tante was nog steeds aan het bidden.
Ik wilde eigenlijk wel weten wat er gebeurde in mijn dorp!
Ik keek nog even naar mijn tante. Nog steeds had ze haar ogen dicht. Heel zachtjes sloop ik uit onze schuilplaats. Op handen en voeten, zonder geluid te maken, kroop ik terug naar de bosrand. Ik had vroeger van mijn opa geleerd hoe ik kon lopen zonder ook maar één geluidje te maken. Opa had me zo geleerd om op vogels en op wilde varkens te jagen. Maar nu was opa er niet meer. Maar ik zou laten zien, dat ik het goed geleerd had! En dus deed ik net of opa naar mij stond te kijken, en deed mijn uiterste best om zonder geluid bij de bosrand te komen. Ja, gelukt, opa zou trots op me geweest zijn!

Mijn opa had ook verteld over vroeger, dat ze toen ook wel eens hele dorpen hadden verwoest. En dat alle mannen dan werden doodgemaakt. Koppensnellerij noemde hij dat. Maar de regering had nu gezegd dat dat niet meer mocht. Maar dit was bijna hetzelfde. Vorig jaar was ook het hele dorp verwoest, en waren er wel 14 mannen vermoord.

Ik maakte een open plek tussen het olifantsgras, en kon precies het huis van mijn oom zien.
Overal hoorde ik schoten. Soms wel 5 of 6 tegelijk. Ik voelde dat ik overal kippenvel had. O God, help ons.

Toen zag ik een man komen! Hij had zijn geweer op zijn schouder. Zijn vinger al aan de trekker. Mijn oom stond in de deuropening. Hij had zijn pijl en boog in de aanslag. Ik zag de grimmige blik in de ogen van mijn oom en herinnerde me zijn woorden vorig jaar: nooit zal ik zomaar mijn huis, mijn vrouw en kinderen prijsgeven aan deze brute moordenaars.
Mijn hart stond stil. Ijskoude rillingen liepen over mijn rug.
Langzaam kwam de man dichterbij. Mijn oom stond fier rechtop in de deuropening. En toen gebeurde alles razendsnel. Ik hoorde een schot. De man met het geweer had gevuurd. Ik zag mijn oom inelkaar duiken. De kogel floot net over zijn hoofd.
Mijn oom gooide zijn pijl en boog weg. Wat kan een pijl en boog ook doen tegen iemand met een geweer! Als een varken, op handen en voeten, kroop hij tot achter zijn huis, dekking zoekend voor de man met het geweer. Ik hoorde het harde lachen van de man. Mijn oom kroop zo vlug als hij kon naar de bosrand. Hij kwam mij voorbij gekropen, maar ging niet naar de plek van mijn tante en neefje. Dat was slim van hem, vond ik. Voor hetzelfde geld kwam de man met het geweer nog achter hem aan, en dan zou hij zijn eigen vrouw en kind en mij verraden hebben. Mijn oom dacht natuurlijk dat ik nog steeds in die schuilplaats zat!
Mijn oom verstopte zich vlak bij mij. En wachtte af. Ik kon hem nog net zien zitten. Zijn t-shirt was kapotgegaan van de takken in de bush. Ik zag het zweet van zijn voorhoofd lopen. Heel stil wachtte ik af wat er ging gebeuren. Ik keek naar het huis van mijn oom en zag dat de man met het geweer niet achter mijn oom aangegaan was. Hij was het huis ingegaan. Toen zag ik hem weer het huis uitkomen. Hij had een tas bij zich met allemaal waardevolle spullen. Het suikerkommetje van mijn tante, de bushknive van mijn oom. De radio, die mijn oom had gekregen van mijn opa, om naar de zender te luisteren waar ze allemaal verhalen over het geloof op vertelden. En nog een paar boeken. Deze tas legde de man een eind van het huis. Toen kwam hij terug. Ik zag dat hij zijn geweer van zijn schouder nam. Hij draaide het geweer om in zijn handen. Toen zag ik dat hij de afwas begon stuk te slaan. Mijn tante had alle potten en schalen buiten in de zon te drogen gelegd. En nu sloeg de man alles stuk met de kolf van zijn geweer! Ik zag hem naar binnen gaan, en hoorde ook daar het lawaai van spullen die werden stukgeslagen. Van angst kroop ik een stukje naar achteren. Maar nu had ik er niet opgelet om het zachtjes te doen. Direct hoorde ik geritsel vanuit de plek waar mijn oom verscholen zat. Ik draaide me om, en zag dat mijn oom opgesprongen was, zijn vuisten gebald, klaar om iemand aan te vliegen. Toen zag mijn oom dat ik het was. Vol boosheid vroeg hij wat ik hier deed. Ik zei niks, mijn tanden klapperden tegen elkaar. Ik kon niet eens praten. Mijn oom duwde me naar beneden, en tegen elkaar aangedrukt keken we naar het huis van mijn oom. De man kwam weer naar buiten.
Hij liep naar de bosrand! Zou hij ons toch nog achtervolgen?
Maar nee, toen hij vlak bij kwam, greep hij een bundel gras. Dat scheurde hij af. Met een ander stuk gras bond hij het samen. En met die toorts liep hij weer terug naar het huis van mijn oom. Ik hoorde mijn oom kreunen:”neeeeeeh!”. Ook ik wist wat er ging gebeuren. De man zou het gras in het vuur steken, dat binnen in het huis nog steeds brandde. Dan zou hij het bij de wanden houden. Het hele huis zou binnen 3 seconden een vuurbal zijn, en niets zou ervan overblijven. En ja, daar zag ik de eerste vlammen al. Ze aten de muren van het huisje, die gemaakt waren van bladeren van de palmboom, op als een zwerm sprinkhanen een grasland kaalvreet. Binnen enkele seconden is er niks van over.
Ik hoorde een diepe snik. Mijn oom lag op de grond. Gebroken van wanhoop en machteloosheid.

De man met het geweer was weggelopen, met de tas met spullen van mijn oom en tante. Ik keek om me heen, en zag overal rookpluimen de lucht grijs maken. De zware lucht van rokend riet drong in mijn neus. Ik moest hoesten. Van schrik legde mijn oom zijn hand op mijn mond, zodat ik bijna stikte. Mijn oom tilde me toen op, en bracht me naar de schuilplaats. Mijn tante lag op de grond. Ze keek wazig voor zich uit. Ze groette ons niet, ze zei helemaal niks. Ze had de rook in de lucht gezien, en wist wat er was gebeurd. Wist dat het opnieuw was gebeurd! Mijn neefje sliep nog steeds, gelukkig maar.

Mijn oom nam mijn tante bij de hand. Ze schrok van zijn aanraking. Het was net of ze wakker werd. Toen kwam de paniek omhoog. Zo snel ze kon pakte ze mijn neefje op. Ook mijn oom was in paniek. Wat als ze de bush kwamen doorzoeken? Zo snel we konden renden we nu de andere kant op. Naar het huis van de pastor. Daar zouden ze ons niet pakken. Dat zou een veilige plek zijn. Voor de pastor zouden ze wel respect hebben. Ik hoorde de pastor door de luidspreker van het dorp oproepen om rustig te blijven. Hij praatte tegen de meneren met de geweren. Dat ze konden praten, dat ze niet zomaar alles kapot moesten slaan. En dat ze niet de huizen in brand moesten steken. Dat geweld niks oplost, en dat God de mensen van het dorp zou beschermen en hun daden zou straffen, als ze geen vergeving zouden vragen aan God. Wat dapper van de pastor, om dat te doen!!

We renden naar zijn huis. Daar waren al een heleboel mensen bij elkaar. Meest vrouwen en kinderen. Vorig jaar waren de mannen niet bij het huis van de pastor geweest. Dus dat zouden ze nu misschien ook niet doen! De vrouw van de pastor was er ook. Ze probeerde iedereen gerust te stellen. Maar nog voordat ze uitgepraat was, kwamen er drie mannen aan. Ze drongen het huis binnen. De pastorsvrouw probeerde hen tegen te houden door te zeggen dat ze de pastorsvrouw was. Maar de mannen lachten, ze hadden geen respect voor de pastor. Ze  sloegen haar zomaar midden in het gezicht.  De vrouwen begonnen te gillen. De mannen sloegen om zich heen, en zeiden dat we moesten rennen. Ze gooiden de deur open en we renden naar buiten. Vlak bij de deur kreeg ik een klap in mijn gezicht van de man die daar stond te kijken en te lachen. Bloed droop uit mijn neus toen ik in paniek het huis uitrende.
Ik rende zo hard als ik kon.

Vanuit mijn ooghoeken zag ik mijn neef op me afrennen. Aan de andere kant zag ik een man zijn geweer opheffen…. Hij richtte de loop op mijn neef…. Nog even en hij zou hem neerschieten. Ik was er van overtuigd.
Wat ik toen zag, kon ik bijna niet geloven. Het zal als een getuigenis in mijn geheugen gegrift staan voor de rest van mijn leven. Ik zag mijn nicht uit het hoge gras tevoorschijn komen. Ze was zijn grote zus. Ze had ook gezien wat er gebeurde. Zonder zich te bedenken rende ze naar mijn neef toe. Toen ze hem had bereikt, rende ze met hem mee, ervoor wakende dat ze tussen hem en de man met het geweer in bleef rennen. Op die manier beschermde ze haar broertje met een alles opofferende liefde.
Even zag ik de man aarzelen. Toen bracht hij zijn geweer naar de grond.
Ongelooflijk wat ze voor hem heeft gedaan! Ze had zijn leven gered! En God had de liefde van mijn nicht gezegend.

Toen hoorde ik gillen. Ijzingwekkend gegil kwam van de andere kant van ons dorp. Nee, dat was niet van een mens. Ze waren zelfs onze varkens aan het slachten!! Dat betekende dat we straks helemaal geen vlees meer hadden. Dat al het werk van het vetmesten voor niks was geweest.

Ik rende verder, richting het hek van het dorp van de witte mensen. De andere mannen met geweren waren nu aan de andere kant van ons dorp, aan de andere kant van de heuvel. De weg was vrij om naar de witte mensen te vluchten. Die zouden ons zeker helpen! Ik zag allemaal vrouwen en kinderen en mannen rennen. Overal zag ik huizen in brand staan. Overal renden mensen. En van de andere kant van de heuvel hoorde ik schoten, zoveel, dat ze niet meer te tellen waren. Ik zag een meisje dat ook in haar gezicht geslagen was. Haar tanden waren kapot. Haar moeder probeerde haar te helpen om te vluchten, maar ze was zelf ook bont en blauw geslagen.

We renden dwars door de rivier, die tussen ons dorp en het zendelingendorp in stroomt. Met elkaar kropen we over het hek. Ik zag de witte mensen in hun dorp kijken naar wat er gebeurde. Toen we allemaal door de rivier kwamen deinsden ze terug. De schrik en angst was ook op hun gezicht te lezen. Met elkaar klommen we over het hek. Hier zouden we veilig zijn. Zo snel we konden vroegen we hulp en werden we binnen gelaten in de huizen van de witte mensen. De deuren en ramen werden op slot gedaan en de gordijnen werden gesloten. Bibberend zaten we te wachten. We hoorden de sirene gaan: dat was het alarm, dat ieder gezin van de zendelingen binnen moest blijven en deuren en ramen moest sluiten.

Met klapperende tanden zat ik in het huis van een Amerikaans echtpaar. Ik was onderweg mijn oom en tante kwijtgeraakt. Er waren nog een paar andere tantes van mij in hetzelfde huis. Ze huilden zo erg, dat ik er misselijk van werd. Ze waren hun kinderen kwijtgeraakt onderweg. Ze wisten niet waar ze waren.
Een van mijn tantes wilde gaan zoeken. Ze liep naar de deur en wilde naar buiten gaan. Op het moment dat ze de deur opende, kwam de witte man er aan gerend. Snel deed hij de deur dicht. Maar in die ene seconde had ik gezien wat er buiten gebeurde: er waren mannen met pijl en boog om het huis aan het rennen. Ze waren dus zelfs in het centrum van het dorp van de witte mensen gekomen!! Hoe durfden ze.
Toen kwam er een man met een geweer naar ons huis! Ik zag de witte man opstaan en zonder na te denken deed de witte man de deur open. Vol zekerheid liep hij op de man met het geweer af en vertelde hem te vertrekken uit het dorp.
De man met het geweer deinsde terug. De witte man bleef rustig staan. Zijn hand opgeheven, zijn vinger wees naar de uitgang van het dorp. Nog een keer hoorde ik hem zeggen: “Ga!”
De man met het geweer rende toen weg. De witte man kwam binnen. Hij liep naar zijn vrouw, die gespannen in de kamer had staan wachten. “Dat was de kracht van de Heilige Geest”, zei hij. “Dat zou ik nooit uit mezelf hebben gedurfd.”

En toen werd het stil buiten. Heel stil.  Binnen zaten de mensen bij elkaar, en de witte man was aan het bidden. Stiekem gluurde ik door het gordijn. Ik zag niks. Alles was uitgestorven. Alleen de lucht was donkergrijs van de rook.
We kregen eten van de witte mensen. En die nacht mochten we er slapen. We mochten nog steeds niet naar buiten, en de hele avond werden de ramen en gordijnen dichtgehouden.

En toen was het de volgende morgen. Ik had niet goed geslapen. Ik zag steeds weer mijn oom in de opening van zijn huisje staan, en de man die maar dichterbij kwam. En schoot. En ik zag steeds weer de beelden van de brandende huizen, en van het bloed op het gezicht van het meisje met de stukgeslagen tanden.
Al heel vroeg vroeg mijn tante aan de witte man of ze alstublieft naar buiten mocht, om haar 3 kindertjes te gaan zoeken. Misschien waren ze ergens bij andere witte mensen, maar het kon ook zijn dat ze nog in de bush waren, of nog erger, dat ze waren geschoten. Het maakte de mannen echt niet uit op wie ze schoten. De witte man zei dat het goed was. Als ze maar goed bleef opletten, en goed om zich heen kijken of ze nog ergens mannen met geweren verstopt zag zitten. Een uur later werd er op de deur geklopt. Er stond een witte man die vertelde dat iedereen die gevlucht was uit mijn dorp naar het basketbalveld moest komen. Daar konden we ontbijt krijgen, en kregen we te horen wat er verder ging gebeuren.
Toen ik aankwam zag ik dat er wel honderd andere mensen uit mijn dorp waren. Ik zag gelukkig ook mijn oom en tante en neefje. Ik huilde van opluchting, toen ik bij hen ging staan.

Er kwamen mensen met hele grote pannen vol met donuts. Dat deelden ze uit. En dat was mijn ontbijt. Ook kregen we thee. En er waren mensen die allemaal kleren hadden verzameld. Ik werd geroepen bij de kinderen tot 10 jaar. Ik moest wat kleren passen en mocht 2 t-shirts en een shirt met lange mouwen en een korte broek meenemen. Even snapte ik niet waarom, maar toen bedacht ik, dat mijn huis misschien ook was afgebrand, en dat ik dus eigenlijk helemaal geen kleren meer had, alleen die ik aan had gehad toen het gebeurde! Plotseling wilde ik heel graag terug naar mijn dorp, kijken wat er van ons huis over was. Ik had nog steeds niet mijn papa en mama ontdekt, dus ik bleef maar dicht bij mijn oom. Hij drukte me even tegen zich aan. Zouden mijn papa en mama eigenlijk nog wel leven, vroeg ik me plotseling met een schok af? Mijn mama vast wel, die was hier in het dorp geweest. Maar mijn papa dan? Ik merkte dat ik huilde, en mijn oom vroeg wat er was. “Weet u ook of mijn papa nog leeft?”
Mijn oom keek voor zich uit en zei niets. Toen haalde hij met een zucht zijn schouders op. “Geen idee, mijn jongen. Ik heb hem nog niet gezien. God weet waar hij is.”

Nadat het ontbijt op was vroeg mijn oom of ik met hem mee ging naar het dorp. Ja, dat wilde ik. Ik wilde naar mijn huis. Kijken of mijn boek er nog was dat ik van opa had gekregen. Over sporen van wilde dieren. Opa had het een keer van een witte zendeling gekregen. Er stonden heel veel plaatjes in, en ik vond het altijd erg leuk om te kijken of ik de afbeeldingen van de afdrukken ook kon terug vinden in de modder. Ik nam mijn bundeltje nieuwe kleren onder mijn arm en gaf mijn oom een hand.
Zo liepen we richting ons dorp. Mijn tante en neefje waren nog op het basketbalveld.
Onderweg keek mijn oom voortdurend om zich heen. Ook de andere mannen, ik denk ongeveer 20, die ook teruggingen naar hun dorp, keken steeds of ze ook de mannen met geweren zagen. Maar ze waren weg.

Toen we halverwege waren zagen we een groepje mannen uit de bosjes komen. Ik herkende mijn neven en rende naar ze toe. In hun midden droegen ze mijn oudste neef. Ze hadden een soort brancard gemaakt van bladeren en takken, en mijn neef lag op de brancard. Hij had een grote wond op zijn bovenbeen. Zijn broek was stuk en vol bloed. Mijn andere neef vertelde dat ze de hele nacht zich hadden vestopt in de bush, en dat mijn neef niet kon lopen. Hij had koorts en lag te ijlen op de brancard. Ze wilden hem snel naar de kliniek brengen. Ik hoorde van hen dat er nog 3 andere jongens waren gewond geraakt, maar dat er niemand was doodgeschoten. Niemand doodgeschoten? Dat betekende ook dat mijn vader nog leefde!! Juichend rende ik vooruit, terwijl ik maar niet kon ophouden met zingen: “Mijn papa leeft nog, mijn papa leeft nog!” Ik zou hem vast wel vinden in het bos, of in ons dorp! Ik hoorde mijn oom roepen dat ik op hem wachten moest. Ik stond stil, en keek naar de rookpluimen die nog steeds boven de bomen omhoog kwamen. Ik zag er wel 7!
Mijn oom nam me bij de hand, en samen liepen we ons dorp in. Nou ja, dorp. Dit was mijn dorp niet meer. Alles, maar dan ook alles was kapot geslagen. En nergens was nog een heel huis te herkennen. Zelfs de kerk hadden ze in de fik gestoken. Overal waren smeulende puinhopen. Nergens was er meer een hond of varken te zien. Mijn oom liep met me mee naar mijn huis. Ook daar was niks meer van over. Het dak was naar beneden gevallen, en alles smeulde nog van het vuur. Ontzet keek ik naar wat eens mijn veilige huis was geweest. Ik schoof voorzichtig de smeulende resten van het dak weg en keek waar mijn slaapmat normaal lag. En waar mijn kleren normaal lagen. Er was niets meer van te zien. Alleen maar zwart roet. Op de plek van de keuken zag ik scherven van kapotgeslagen borden en bekers. En ook de tafel van helemaal weggebrand. Zou ik opa’s boek nog vinden? Ik keek verder tussen de resten. Wacht eens, daar voelde ik iets hards. Op de plek waar de tafel had gestaan. Ik schoof de resten van de as opzij, en vond inderdaad een boek. Maar het was niet het boek van mijn opa. Ik hield in mijn handen een boek, dat bijna niet was aangeraakt door het vuur. Het was nog helemaal gaaf! Dat is gek! Alles was verteerd door het vuur, maar van het boek was alleen de kaft een beetje zwart door de as die erop gedwarreld was. Ik rook eraan. Wat vreemd. Ik rook zelfs geen rooklucht. Toen bekeek ik het nog eens goed. Ik zag dat het de Bijbel van mijn vader was. Ik liep met de Bijbel terug naar mijn oom, die ondertussen naar de plek van zijn eigen huis was gelopen en aan het zoeken was naar overgebleven spullen. 
Ook hij had een Bijbel in zijn hand, nog helemaal gaaf, als enige overgebleven tussen alle verbrandde spullen.

………………………..  Gods hand was toch aanwezig geweest…………. …………………

En nu leef ik in een huisje in het dorp van de witte mensen. Nadat ik de Bijbel had gevonden heb ik hem meegenomen, en samen met mijn oom ben ik teruggelopen naar het dorp van de zendelingen. Mijn oom had zijn Bijbel ook meegenomen, en aan iedereen laten zien die hij tegenkwam. Hij was zo blij! God had hen niet in de steek gelaten, riep hij tegen iedereen. Sommige mensen waren blij, andere mensen waren boos op hem toen ze hem zo hoorden praten.
Weer terug op het basketveld hebben we eten gekregen van de zendelingen. Net toen ik wat rijst in mijn mond wilde stoppen, zag ik mijn vader aankomen. Ik schreeuwde het uit. Mijn bord met rijst viel op de grond, toen ik opsprong en naar hem toerende. Mijn vader was zo blij dat hij me zag, dat hij me opving en hoog in de lucht gooide. Hij vertelde dat mijn moeder al in het huisje was, waar we kunnen blijven slapen tot hij en mijn ooms onze huizen weer hebben opgebouwd. Ik ben verdrietig en bang, maar ook heel erg blij dat mijn papa en mama en zusje nog leven. Ik hoop dat deze mannen nooooit weer terugkomen! En ik denk dat ik ook  tegen iedereen ga zeggen, dat God ons nooit in de steek laat, hoe erg onze omstandigheden ook zijn.

zaterdag 24 april 2010

Tobi - een zaterdagmiddag


Contact leggen met Tobi….. relaties in Papua.
Ik wacht op mijn leerling Seron voor lees- en schrijflessen. Ja, de bel gaat, daar is ze.
Ze staat voor de deur……., met een klein kindje van 2 jaar oud. Even ben ik verward, maar dan besef ik dat ik op dit moment oog in oog sta met een gewoonte hier in Papua, een verschil
in cultuur. Als je geen oppas hebt, breng je je kind gewoon mee naar je werk, of naar school.
Ik herinner me verhalen van zendelingvrouwen hier, die er erg aan moesten wennen dat ze af en toe een klein kind over de vloer hadden kruipen, op het moment dat de schoonmaakster in
het huis aan het werk was.
Ik ben verrast en zie de humor er wel van in. Ergens uit een la diep ik een paar potloden op, en ik heb gelukkig nog ergens een blanco vel papier liggen, dus maar eens kijken of het
manneke er wat mee kan. Als we aan tafel zitten, en Seron en ik ons verdiepen in de ‘t’en de ‘u’, voel ik continu een paar donkerbruine ogen op me gericht.
Tobi, want dat is zijn naam, observeert me met grote aandacht. Op het moment dat ik mijn ogen opsla om even naar hem te lachen, slaat hij zijn bruine kijkers neer, om dan heel verlegen weer van onder zijn wenkbrauwen naar mij te kijken of ik nog steeds naar hem kijk.
Het vel papier en de potloodjes liggen onaangeroerd op tafel.
We gaan weer verder met de m. Opnieuw 2 grote ogen op me gericht. En opnieuw slaat hij ze neer, als ik opkijk en hem even een aai over zijn kroeshaarbolletje geef. Dit gaat een half uurtje op
deze manier door. Ik verbaas me nu al over het
stilzitten van het kereltje, maar ik ben erg vroeg met
mijn verbazing, merk ik later.
Na een half uur zwoegen op woorden als “paitin” en
“lukim”, is het tijd voor een kopje thee en koekjes. Ik
zet het op tafel en voor Tobi schenk ik een bekertje
water in. De koekjes liggen op een schoteltje.
Iedereen kan pakken zoveel en wanneer hij wil.
We pakken de draad weer op. Seron drinkt haar thee
en heeft na een half uurtje al wat koekjes op, maar
opnieuw heeft Tobi alleen maar naar mij zitten
kijken. Een heel uur om, zonder een vin te verroeren.
Ongelooflijk. De collectie onaangeraakte spullen op
tafel groeit: Het bekertje water, de potloodjes en het
vel papier.
Heel voorzichtig pak ik een koekje van het schoteltje en schuif dat naar hem toe. Tot vlak bij
zijn handje. Het handje verdwijnt onder de tafel. Aandacht doseren, Marjan. Nu liggen er een
koekje, een bekertje water, potloden en papier onaangeraakt voor zijn bruine neusje.
Gewoon maar verder gaan, misschien ontdooit het nog, voor Seron klaar is.
Van onder mijn wenkbrauwen hou ik hem in de gaten, en geniet van het kleine verlegen
manneke, dat misschien wel voor de eerste keer bij blanke mensen in huis is.
Ik merk dat hij zijn aandacht heeft verdeeld nu. Af en toe wordt er nu ook naar het koekje
gekeken, en dan weer naar mij.
Dan kijkt ook Seron op van haar werk, en ze ziet haar neefje verlegen aan tafel zitten, en naar
zijn koekje kijken, en naar mij. Ze schiet hardop in
de lach. Ze krijgt bijna de slappe lach van zijn
gedrag. En omdat zijn grote ‘zus’ zo moet lachen,
breekt er bij hem ook een klein lachje door. Seron
moedigt hem aan om het koekje te eten, maar gelijk
kijkt hij weer naar mij, en slaat hij zijn oogjes weer
neer. Ik denk even terug aan mijn kleine neefje van
2, en vraag me af wat hij zou doen als hij op bezoek
zou zijn bij zwarte mensen.
Opnieuw duiken we in ons boek, en gaan verder met
het schrijven. Dan zie ik vanuit mijn ooghoeken dat er heel voorzichtig een handje boven de
tafel komt. Langzaam kruipt het handje richting koekje. Ja, warempel, hij heeft het te pakken.
Hij legt zijn hoofdje met zijn kin op tafel, zodat zijn mondje alvast dicht bij het koekje is, en
hij niet te veel hoeft te bewegen. Zijn ogen zijn continu op mij gericht.
Heel behoedzaam stopt hij het koekje in zijn mond, om er een klein stukje af te bijten. Gelijk
daarna verstopt hij zijn hoofdje in zijn armpjes, die op de tafel liggen.
Ik kan hem wel opvreten, wat een schatje!!
Als hij weer opkijkt, kijk ik nog steeds naar hem, en ik lach naar hem. He, dat is mooi, hij
blijft me nu voor het eerst aankijken. We zijn een stapje verder!
Weer een half uur later is het koekje op. Nog steeds heeft hij verder niks aangeraakt, maar
heeft hij wel een beetje meer om zich heengekeken.
Ik sta op voor een tweede kop thee, en aai hem over zijn krullen als ik hem passeer. Ik zet het
bekertje water nog wat dichter bij hem, en moedig hem aan om wat te drinken.
Als ik de thee op tafel heb gezet en weer ben gaan zitten, zie ik dat hij het bekertje water pakt
en het in een keer leegdrinkt. Goed zo, manneke!
En dan is de les voorbij. We pakken de spullen bij elkaar en staan op. Ook Tobi klimt van de
stoel. Als Seron hem bij zijn handje pakt om naar buiten te gaan kijkt hij me aan. Dan
verschijnt er een lach om zijn mond. De brug van vertrouwen en vriendschap tussen hem en
mij is gebouwd. Wat een kostbaar bezit!

zaterdag 10 april 2010

Seron

Vandaag heb ik weer mijn lieve leerling Seron, voor schrijf- en leeslessen. Ik heb Seron ontmoet 6 weken geleden op de zondagschool. Ik zag dat ze niet kon lezen en schrijven, en geen Engels sprak. Ik heb haar gevraagd waar ze woonde, en waar ze vandaan kwam. Ze logeert voor een onbekend aantal weken of maanden bij een gezin in Ukarumpa. Ze woont in een dorpje ergens over de bergen. Toen ik een paar dagen later op weg was naar een afspraak, zag ik haar opeens zitten in de deuropening van haar logeeradres. Vanaf dat ik haar ontmoet had heb ik voor haar gebeden, en aan God gevraagd of ik handen en voeten moest geven aan mijn verlangen om haar te gaan helpen met lezen en schrijven. En toen ik haar zag zitten, heb ik geen moment getwijfeld, maar wist ik dat dit Gods leiding was. Ik heb haar in mijn beste Pidgin proberen duidelijk te maken dat ik haar graag wilde helpen. Logeermoeder kwam van nieuwsgierigheid ook naar buiten, dus heb ik me voorgesteld en haar verteld dat ik Seron kende van de zondagschool.
De afspraak voor de eerste les werd gemaakt voor de komende maandag om 9 uur, dat ik bij hen zou komen. Ik was benieuwd of ze het hadden begrepen. Hoe zou dat hier in Papua werken? Werken ze hier wel met agenda afspraken?! Mijn ervaring tot nu toe is dat dat niet onthouden wordt, maar dat mensen gewoon bellen op het moment dat ze tijd hebben, en dat je dan gewoon direct langs gaat bij de ander. Maar die methode past niet helemaal in mijn schema, ookal zou ik dat graag willen! Wij hebben de klok, zij hebben de tijd. Wie is beter af?

Ik heb 3 keer de schrijf en leeslessen bij haar thuis gedaan. Daarna heb ik haar bij mij thuis uitgenodigd, in plaats van dat ik haar bij haar logeeradres les geef. Reden is dat als ik in het kleine huisje kom lesgeven, de moeder en haar 5 andere kinderen naar buiten gaan, om ons niet te storen. Ontzettend lief van de moeder, maar in mijn ogen is dit erg veel gevraagd, ook al hebben ze dit zelf besloten om het zo te doen. En er is geen andere ruimte om les te geven in dit huisje. Ik denk dat ik het maar af ga wisselen, de ene keer bij hen, de andere keer bij mij. Want ik wil graag betrokken blijven bij het gezinsleven van een papuagezin. Vorige keer zag ik moeder met haar bilum, een handgeweven tas, die de mensen hier op het voorhoofd dragen, naar buiten gaan. In de bilum lag haar jongste zoontje en ze wiegde hem onder het werken in de tuin in slaap. Een klein hoopje mens met grote bruine ogen en hele zachte bruine kroeshaartjes, opgekruld in de tas, op de cadans van moeders werkende lichaam in slaap vallend. Wat een heerlijk rustgevend en veilig gevoel.

Om 2 uur hoor ik gerammel aan het hek. Daar staat Seron. Ik zie een jonge dame staan, in plaats van het verwaarloosde meisje zoals ik haar de eerste 2 keren heb ontmoet. Is dit echt Seron?
Een brede grijns als ze me in de deur ziet staan. Prachtig.
We werken voor 2 uur aan haar taal en schrijven en rekenen. Tientallen is echt een uitdaging, daar moeten we nog maar even wat meer aandacht aan besteden. Wat me elke keer opvalt als ze rekent is dat ze haar tenen beweegt. Ik let er nog eens beter op, en merk dan dat ze niet alleen op haar vingers rekent, maar ook haar tenen gebruikt. Als je 29 + 17 hebt, dan tel je er gewoon 10 vingers en 7 tenen bij op, en dan weet je het antwoord. Dat herinnert me aan de eerste Pidginles. De leraar vertelde toen al, dat mensen hier in 20tallen rekenen. En dat elke 20 voor 1 man staat, omdat elke man 10 vingers en 10 tenen heeft. Als ze dus bijvoorbeeld 20 kilo aardappelen bij zich hebben, zeggen ze: ik heb 1 man aardappelen bij me.
Ik vraag me af wat het dan betekent als ze zeggen dat er 2 mensen op mijn verjaardag komen. Zijn het er dan echt 2 of toch 40??!

Als ik Seron thee en bananecake aanbied lacht ze opgetogen. Wat een gezellige middag op deze manier! Ze vindt het ontzettend interessant als ik haar foto’s van mijn broers en zussen
en vader en moeder laat zien. Hierin komt ook weer een stukje cultuur om de hoek kijken, hoe belangrijk relataies en familiebanden zijn voor de mensen hier. Het gaat boven alles, zelfs boven werkafspraken. Je rent nooit iemand voorbij die je goed kent, als je onderweg bent naar je werk, maar je maakt altijd even een praatje. En omdat iedereen hier loopt, en er maar een paar wegen zijn door de bush, is de kans groot, dat je heel wat bekenden tegen komt onderweg, en je anderhalf uur later op je werk verschijnt dat gepland…

Het samen foto’s kijken geeft een ontspannen sfeer, en ze raakt haar verlegenheid een beetje kwijt, en begint wat vragen te stellen. Maar omdat ze erg verlegen is, durft ze alleen maar te fluisteren. Ik versta het echt niet, dus ik geef op de gok maar wat antwoorden. Ze lijkt tevreden over mijn informatie.

Ondertussen komt mijn huisgenoot binnen, met wie ik samen de zondagschool leid. Ze groet even en vertrekt dan naar haar slaapkamer.
Na 2 uur hard werken zijn we door de les heen. We lezen nog een psalm uit de Bijbel en ik bid met haar. Nog 2 bananen mee voor onderweg en het zit er op voor vandaag.
Als ik haar heb uitgezwaaid komt mijn huisgenoot uit haar slaapkamer. Het eerste wat ze opmerkt is dat ze vond dat Seron er zo goed uitzag. Mijn idee wordt dus helemaal gedeeld. Zo
onverzorgd als ze er de eerste keer uitzag, zo goed verzorgd en zelfverzekerd was ze vandaag!
Wat een prachtige ontwikkeling. Het is dus niet alleen het leren lezen en schrijven, maar het gaat veel dieper. Ze krijgt zelfvertrouwen, zelfwaardering, en ze brengt haar eigen prachtige persoonlijkheid meer naar buiten. Wat een zegen van God, dat Hij haar op deze manier als bloem in de knop tot bloei brengt. Ik bid dat Hij haar gaat gebruiken tot een grote zegen voor anderen om haar heen, en tot glorie voor Hem alleen!

vrijdag 12 maart 2010

Tandarts

Vandaag was het tijd voor een grote beurt van mijn kies. Mijn eerste wortelkanaalbehandeling in Papua, en hopelijk ook mijn laatste. Hmmm, wat gaat het worden?! Wat istie allemaal van plan? De afspraak is van 9 tot 12. Was het alvast maar 1 uur.
Als ik in de stoel lig van de tandarts herinner ik me weer dat ik me vorige keer ook zo bij hem thuis heb gevoeld. En hoe bijzonder, als alles klaar ligt, ik met mijn mond open in de stoel lig te wachten, komt hij naast me zitten en doet de lamp uit. Nee, niet de lamp aan, want dat was ie al, maar uit! Ik gluur vanuit mijn ooghoeken, mijn hoofd onbeweeglijk in de apparaten, naar de tandarts. Hij heeft zijn ogen gesloten, en bidt…… Dan gaat de lamp weer aan, en begint hij zijn boorwerkzaamheden.... Wauw. 

Wat een ontzettend goede tandarts, niet alleen in techniek, maar ook vooral emotioneel. Hij heeft de ene grap na de andere, zodat ik  van het lachen amper mijn mond stil kan houden. Voorbeeld: don’t worry, pain will be over after a couple of months. Dik gegrinnik van zijn kant. Ik zeg dat in de hemel er geen tandartsen meer nodig zullen zijn, en dat hij dan werkloos zal zijn. Zijn antwoord: don’t worry, I am retired then, drink coffee and eat apple. Opnieuw gegrinnik vanachter zijn mondkapje.  Prachtig, wat een gast. Dat helblauwe mondkapje staat hem trouwens geweldig goed, contrasterend tegen zijn zwarte huid. Heel wat beter dan op ons bleek papperig roze huidje. Ik besef ineens met plezier dat ik 3 uur de tijd heb, om die huid vanaf 20 cm afstand eens grondig te bekijken, zonder dat ik onfatsoenlijk aan het staren ben. Ik heb gewoon geen andere keus, dan naar hem te kijken, want wat moet je anders, als je met je bakkes open, onderuit in de tandartsstoel ligt?

Als hij in mijn kanalen zit te pulken en ik mijn ogen dichtknijp omdat gevoel niet al te aangenaam is, klinkt zijn commentaar: don’t worry, I will not take your brains out.
Als het half 11 is klinkt er een bel. De tandarts staat op en is voor 5 minuten verdwenen. Tsja, het is gewoon pauze, hoezo?!
Ik ben blij als hij weer verschijnt en weer verder gaat met het schoonmaken van de kanalen.
Dan zie ik ineens een bebloed half tangetje mijn mond uitkomen. Doodgemoedereerd wordt me meegedeeld dat het een beetje bloed, en dat het tangetje is afgebroken, maar ook nu weer: don’t worry, de assistent doet er wel wat bleekwater in. Als ik teveel bleekwater proef, moet ik het maar even aangeven, dan spoelt de assistent mijn mond wel even.
??? Wat, bleekwater?? Nou, inderdaad, ik proef het op mijn tong. Hmm, das weer eens wat anders dan antibiotica. Ach nou ja, wat maakt het ook uit, zolang het helpt vind ik alles prima. Dekt de kosten van de behandeling waarschijnlijk ook nog! Bleekwater is niet zo heel erg duur…

De Tandarts
 Dan nog even vullen, en om kwart over 11 sta ik weer buiten. Mooi, het grootste gedeelte is hopelijk achter de rug. Nu nog nadenken over hoe ik het verder wil: implantaat, brug of kroon. Maar even thuis naar de kosten vragen. Had niet verwacht dat ik me hier mee bezig moest houden in Papua… Wel een origineel souveniertje trouwens, een papuabrug in mijn mond. Zolang het geen bamboebrug is. Scheelt trouwens ook weer souvenirruimte in de koffer!