zondag 17 april 2011

Miniafia, Ajoa, 1 tot 17 april 2011.


Het is zover, mijn laatste SALT cursus voor ik op verlof naar Nederland ga.
Tot op het laatste moment zijn de dingen nog niet helemaal geregeld.
Zo heb ik geen idee hoe laat ik vanochtend word opgehaald. Carol zou het regelen, en me er gisteren over terugbellen, maar ik heb niks meer gehoord.
Dus ik gok op half 8. Niet te vroeg en niet te laat. Als ik rond die tijd nu eens klaar sta met al mijn koffers, dan zie ik wel hoelaat de PMV-taxi voor de deur staat.
Om kwart over 7 gaat de telefoon. Carol. De PMV komt om 8 uur. Oke, das handig, dan ben ik mooi op tijd klaar. Ik moet al mijn koffers mee, want ik laat die achter in Port Moresby, om vandaar uit naar Miniafia te gaan, en op de terugweg slaap ik dan nog 1 nachtje in Port Moresby, en dan de volgende dag met het vliegtuig naar Hongkong, Londen en dan naar Schiphol!

Maar eerst nog de SALT cursus.
Om 8 uur staat inderdaad de PMV voor de deur. Ik heb 2 koffers en een 2 en half meter lange regenpijp, waar ik een peddel en een boog met pijlen in heb verpakt. De peddel komt van Tabo, waar ze me deze hebben meegegeven, omdat ik had uitgelegd dat we onder de zeespiegel wonen in Nederland, en dat onze landnaam daar ook van afgeleid is. Ik denk dat ik het niet helemaal goed heb uitgelegd, want bij het aanbieden van de peddel kreeg ik er alleen eentje, de andere 3 teamleden woonden in “de bergen, en daar hebben ze wel auto’s”…..
En de pijl en boog heb ik van Abra gekregen, als afscheidscadeau. Twee van de pijlen zijn echte originele, en zijn van Abra’s voorouders geweest. Een groot geschenk om weg te geven! Dus ik wil ze graag mee naar Nederland, en ze daar laten zien.

In mijn koffers zitten ook 2 bushknives. Ik heb nu al verschrikkelijk veel zin om die aan Tom en Freek te geven op het familieweekend, wat we zullen hebben het eerste weekend dat ik weer terug ben. We gaan dan nog met elkaar Sinterklaas vieren, en omdat ik Tom als lootje heb, lijkt me dit wel een geschikt cadeau.
Ik hoop maar dat het allemaal door de douane komt, die lange peddel met pijl en boog, en die 2 grote scherpe messen!

Maar eerst naar Lae, waar we op het vliegtuig zullen stappen naar Port Moresby. Ik zit met Freddie en John als andere 2 teamleden. Carol komt vanuit Madang met de PMV, omdat ze daar afgelopen week church engagement programma heeft gedaan.
Het wordt een lekkere reis maar niet heus. Freddie is wagenziek, en zit met een grauw gezicht voor het open raampje van de PMV, klaar om te spugen. Bij John lopen de zweet druppels over het gezicht van spanning, hij heeft nog nooit gevlogen.
En dan belt Carol ook nog. Ze kan maar geen PMV krijgen, en denkt dat ze nooit meer op tijd in Lae kan komen om het vliegtuig te pakken.
We zullen zien. We bidden om het hardst dat het allemaal toch nog mag gaan lukken met elkaar. Ik ben blij met mijn ervaring van teamleider naar de Oekraine. Hoe komt het dat ik me nu precies zo voel?

Om 12 uur zijn wij op het vliegveld. Inchecken. We hebben 50 kg te veel aan bagage. Slik. We moeten 700 Kina bijbetalen, omgerekend 250 euro. Oef, das een boel. Ik leg uit in mijn meest charmante Pidgin dat het om een zendingsreis gaat, en dat de meeste spullen niet van ons zijn, maar boeken en materialen voor de training die we hopen te gaan doen in Miniafia taalgroep. Er wordt druk op een rekenmachientje gerateld, en dan komt het hoofd van de meneer weer boven het loket uit: 400, of we daar mee akkoord kunnen gaan. Nou, das bijna de helft, dat moet dan maar.
We checken in, en zelfs de peddel wordt zonder een vraag ingenomen. Mooi, dat is in ieder geval al tot Port Moresby, dat mijn bagage niet wordt gecheckt en ingehouden.

We wachten tot 2 uur, en Carol is er nog steeds niet. Ze geeft aan waar ze zit, en we hopen dat ze er binnen een half uur is. Dat moet net kunnen. Ons vliegtuig staat gepland om om 14.20 te vertrekken. Ik loop naar het loket, en geef aan dat ons laatste teamlid er over een half uurtje hoopt te zijn. Kan dat? Ja, dat kan nog net. Oke, heel mooi. Freddie en John moeten toch maar alvast in gaan checken, hoewel ze zelf ziek zijn van het reizen of van spanning, ik kan even niet met ze mee. En ja, we hebben ook nog het probleem dat John geen identiteitskaart of paspoort bij zich heeft. Geen idee hoe we dat op moeten lossen, maar dat zien we dan wel weer. Ik kan helaas niet mee met ze, want ik heb Carol haar boardingpass al.
Freddie geeft aan dat hij wel als getuige voor John op zal treden. Ik heb mijn twijfels of dat gaat lukken, maar het moet maar, iets anders hebben we niet.

Ik zie ze gelukkig niet terugkomen, dus dat moet goed gegaan zijn. Maar helaas is Carol er nog steeds niet. Ik hoor de motoren van het vliegtuig al starten. En ja hoor, daar worden we al opgeroepen: laatste boardingoproep voor Marjan Sikkema en Carol Saferita.
Als een haas loop ik naar het loket. Ik leg het probleem uit, en binnen de korste keren heb ik 10 Papoeamensen om me heen staan die allemaal druk in het Pidgin tegen me aan staan te ratelen. Ik snap er niks meer van. Ik scheur haar boardingpass los van de mijne, zie op het bord dat er nog een vlucht gaat naar Port Moresby in de avond, leg de pass van Carol op het loket, en meldt alleen: zet haar op de avondvlucht. Dan pak ik mijn tas, en ren als een gek richting vliegtuig. Door alle drukte en stress vergeet ik de laatste veiligheidscontrole, dus heb ik halverwege de gang een beveiligingsbeambte achter me aanrennen. Die moet mijn boardingpass alleen maar even te zien, en dan ren ik de luchtstrip al op. De Stewardess staat al klaar om het trappetje omhoog te halen, maar gelukkig ziet ze me aankomen. Vlug als een haas de trap op, en met een plof plof ik neer op de stoel die de stewardess mij aanwijst, een zachte stoel op eerste rij. Man man, wat een stress, en waar is Carol???!!
Ik zie dat ik samen met nog een blanke op de voorste rij zit. De Papoeamensen zitten vanaf rij 3. Ba, wat een rotgevoel. Alsof het blanke ras superieur is.

Na 2 uur vliegen zijn we in POM. Onderweg heb ik een paar keer John bemoedigend toegeknikt, het zweet stroomt nog steeds met straaltjes van zijn gezicht. Fred is bijna niet aanspreekbaar, die is nog steeds zo ziek als een kip. We zullen zien wat de reis ons gaat brengen. Wat een heerlijkheid dat we het niet in eigen kracht hoeven te doen!

In POM worden we keurig opgehaald door ons bestelde taxi, wat service is van de SIL guesthouse. Op naar BTA flats, om daar nog 2 nachten te slapen, zodat we zondag de vlucht naar Popodetta en Tufi kunnen pakken. Als we er zijn, belt Carol. Ze is in Lae uiteindelijk, en ze mag inderdaad met de avondvlucht mee. Heerlijk, dat scheelt. Om 7 uur is ze inderdaad ook gearriveerd! We hebben met 15 man een avondmaaltijd bij Sineina, ons 5e teamlid. Haar zoon woont in ook in het BTA flat, en zijn ouders zijn af en toe daar ook. Lekker, hoeven we niet te koken.
Om half 10 geloof ik alle verhalen wel. Douchen en naar bed. Morgen lekker uitslapen!

Zaterdag moeten we nog boodschappen doen. Er moeten nog 75 schriften en pennen worden gekocht voor de deelnemers. En we moeten nog crackers mee, en water en batterijen en meer van dat spul.
En dan is het alweer zondag, 4 uur in de ochtend. Klaar om naar Popedetta te gaan. Bij het inchecken hebben we weer teveel kilo’s. We moeten 400 Kina bijbetalen. Opnieuw geef ik aan dat het om een zendingsreis gaat. Er wordt weer gerekend en gerekend, en dan moeten we 120 Kina betalen. Oke, maar nu moet ik toch wel even denken om een bonnetje. Oke, dat kan, maar daarvoor moet ik naar een ander loket. De man achter de incheckbalie schrijft een bon uit, en daarmee moet ik dan naar het andere loket. Als hij het mij overhandigd, knipoogt hij even, en wijst op het bedrag. Hij heeft er nog een keer 60 Kina afgehaald, nu zitten we nog maar op 64 kina. Super! Dat kunnen we nog wel betalen.

Om 7 uur vliegen we. Tussenlanding in Popodetta, en dan door naar Tufi. We zitten maar met ons vijven in het vliegtuig het laatste stuk. Wat een prive behandeling!
In Tufi worden onze tassen in een auto geladen, en mogen we mee achter in de bak, om naar de werf gebracht te worden. Daar ligt een bootje klaar. Alle koffers erin. Er moeten nog 4 containers benzine worden gekocht, en dan kunnen we vertrekken voor onze boottocht van een uur. Prachtig. De natuur van Papoea blijft toch elke keer schitterend. De boot gaat met een aardig gangetje langs de kust van Papoea. Op deze manier heb ik alle gebieden gehad: de bergen, de kust en de eilanden! Wat een voorrecht!

Na precies een uur, om 10 uur, draait het bootje richting de kust. En ja hoor, we horen al drumgeluiden. We zien opgetooide mensen en een poort van grasstengels en bloemen. Met een prachtige dans en mooie muziek en zang worden we welkom geheten.
We waren precies onder de kerkdienst aangekomen, dus we worden verzocht nog even bij de andere mensen te gaan zitten onder het afdakje, op een boomstam, en dan wordt de kerkdienst nog even afgemaakt. Wat een prachtplek om een kerkdienst te houden. Als er dolfijnen zijn, kun je die prachtig zien vanaf hier. En er waait een lekker briesje, want het is al weer behoorlijk warm.
We mogen ons voorstellen, en dan krijgen we een lunch aangeboden, met allerlei vis, en rijst en sago.
En dan moeten we weer in de benen, want het dorp waar we de cursus gaan houden ligt op een half uurtje loopafstand volgens de dorpelingen. Er zijn een heleboel mannen die met ons meegaan, dus alle bagage is zo verdeeld. Vele handen maken licht werk, dat staat hier wel vast.

Na een uur lopen zie ik in de verste verte nog geen dorp liggen. Ach ja, de papoeatijd. Alles duurt 3 keer langer als wat in eerste instantie wordt aangegeven. En ja, na anderhalf uur zie ik een dorp liggen. Er zijn al heel wat hornbills over me heengevlogen, en zelfs de afrikaanse zeearend heeft zich al laten zien.

Plotseling komen er uit de bush een tiental verklede mannen met maskers, die met takken keihard op de grond pal voor onze voeten gaan slaan. Ze komen zo dichtbij dat ze Freddie per ongeluk op zijn rug slaan. Dat was niet de bedoeling. Dan komt er iemand uit het dorp lopen, die roept: “Oro, oro.” Op dat moment verdwijnen de mannen weer in de bush. Later horen we dat dit altijd gebeurde als er onbekende mensen naar het dorp kwamen. Ze werden op deze manier afgeschrikt, en soms gevangen genomen. Als het stamhoofd geen Oro roept, wat “vrede” betekent, worden ze gedood en opgegeten. Nu het stamhoofd wel Oro heeft geroepen, is ons leven zeker, en mogen we bij het stamhoofd komen. Hij steekt zijn speer in de grond, als teken dat het oke is en dat we welkom zijn.

Als we aankomen krijgen we een verfrissing van watermeloen en ananas. Heerlijk.
Ik voel me erg moe. De hitte is weer als een drukkende deken op me neergedaald en ik vraag me echt af of ik dit vol ga houden. Ik merk dat ik nog niet weer alle energie terug na Tabo, en de hitte daar. Ook zijn er nergens toiletten te vinden. De mensen hier doen het gewoon in de bosjes. Maar met alle muggen overal is het niet erg uitdagend om de bosjes in te duiken. Ook hebben ze hier slangen, wat het ook al niet stimuleert. En de mensen volgen je overal op de voet. Dat is hun blijk van zorg en gastvrijheid en verantwoordelijkheidsgevoel naar de gasten toe. Ik moet lachen om de uitdagingen die overal hetzelfde zijn: het toilet, de douche en het eten.

Maar nu merk ik dat ik dit niet ga volhouden in eigen kracht. Ik merk dat ik er geen zin in heb om contacten te leggen. Ik wil gewoon naar de wc, en ik wil weten waar mijn bed is, zodat ik even alles kan installeren en me even terug kan trekken om op adem te komen, en energie te verzamelen om deze twee weken aan te kunnen.
Maar we moeten ook nu eerst weer socializen. En ook nu komen alle dorpelingen langs om een hand te geven. Als we ze allemaal gehad hebben, rond de 150 schat ik, worden we eindelijk naar ‘huis’ gebracht. Maar eerst moeten we met de eigenaar en zijn vrouw praten in de keuken. Het is fatsoenlijk om eerst daar te zitten, te praten, te vertellen over de reis en andere verhalen, en dan pas het huis in te gaan. Gelukkig heb ik een toilet gespot, dus ik kan in ieder geval plassen. Ze hebben speciaal een toilet gemaakt voor ons. Dat scheelt een slok op een borrel. Hoewel het bestaat uit drie bamboemuurtjes, met onderaan een opening, en waar ik met kop en schouders bovenuit steek als ik sta, en het geen deur heeft, maar gewoon een opening dat uitzicht biedt op het wandelpad, is het in ieder geval íets.

Ons huis is van lange latten, en staat op palen. We worden naar onze slaapkamer gebracht. Een kamertje met een gordijn als deur, waar precies 2 dunne matjes in passen. De vloer bestaat uit stukjes boomstam, met grote kieren ertussen. In ieder geval iets van luchtverfrissing. Als ik net mijn tassen uit wil pakken om mijn bed op te maken en mijn klamboe op te hangen, worden we al weer naar buiten geroepen. We moeten mee naar de kreek, ongeveer 10 minuten lopen, om ons daar op te frissen. Dit is de dichtstbijzijnde watervoorziening. Het voelt goed om even wat op te frissen, hoewel het idee vreemd is om water uit de sloot over je gezicht te gooien, waar de visjes net nog uit je handen weggeschoten zijn. Weer terug naar huis, waar ik snel het meest belangrijke klaar maak voor de nacht, zodat ik het straks kan vinden in het donker. Klamboe ophangen, eigen lakens op het matje en kussen en pyama.  Ik gooi in mijn handtas de onderhand standaarduitrusting: zaklamp, handsanitaizer, antimuggenspul, mijn tandenborstel en tandpasta, en eigen potje koffie. En ja hoor, daar worden we geroepen voor een vergadering over hoe we de cursus in gaan vullen en wat het schema  voor de komende 2 weken is.

Na het overleg is het eten ook klaar. Heerlijk, smaakt goed. We bekijken daarna nog even de kerk waar de cursus zal plaats vinden. Het is een rieten gebouw met een ijzerplaten dak. Op de grond ligt zand, en de mensen kunnen op boomstammen zitten. Die liggen netjes achter elkaar op de grond. Dan naar huis en op zoek naar iets van water om mijn tanden te poetsen. Moeten we weer naar de kreek daarvoor? Nee, gelukkig, ik vraag onze gastvrouw, en ze giet een bekertje vol uit een emmer. Ik kan gelukkig niet zien wat er allemaal in het water zit, daarvoor is het te donker, maar soms kan het donker ook zijn voordelen hebben, zoals in dit geval. Nog even mijn malariapillen met mijn laatste restje goed water uit mijn drinkfles wegspoelen, en dan kan ik naar bed. Het is nog maar half 8, maar ik voel me helemaal stuk en erdoor heen zitten.
In bed beginnen mijn gedachten te malen. “Ik ben hier niet klaar voor Heer, ik ben te moe. Ik kan alle aanpassingen hier niet aan, het is iets te veel alles met elkaar. Waar moet ik de energie vandaan halen om deze 2 weken vol te houden. Ik ben in mijn hoofd ook nog helemaal bezig met het afscheid in Ukarumpa, en mijn hart is al in Nederland, ik voel me helemaal niet klaar om hier nog 2 weken les te geven. Ik ben gewoon te moe om hier te zijn, Heer.
Ik zie er zelfs geen uitdaging of avontuur in om hier te zijn, maar ik wil ook niet dat dat mijn motivatie voor dit werk is. Zelfs als er niets voor mij bijzit, als er niets is hier dat mij vult, ik er geen leuke uitdaging in zie, dan nog wil ik Uw woord brengen hier. Daarom wil ik U vragen of U mij wilt dragen als een adelaar haar jongen. Geeft U mij Uw liefde voor de mensen hier. Geef me de energie om me aan te passen aan de hitte, het eten, de manier van wassen, de donkerte en het moeten doen zonder electriciteit, de letterlijk openbare toilet. En daarnaast nog Uw inzicht en wijsheid om op een goede manier hier te onderwijzen, dat aansluit bij de cultuur hier, en waar de mensen zijn in hun relatie met U. Geef me de voeten van de bereidheid, en de schild van het geloof, om de pijlen van ontmoediging en moeheid tegen te houden. Dat ze mij niet verwonden kunnen.
Laat het mijn diepste motivatie zijn, dat U mijn vulling bent. Niet de spanning, avontuur, de natuur, maar U en U alleen. Uw liefde, en het brengen van Uw woord. Laat dat mijn diepste beweegreden zijn. Uw liefde geven aan de mensen hier.
Ik bid U voor moed, standvastigheid om Uw woord te brengen. Ik wil van U getuigen, ondanks alles in mijn situatie hoe ik hier deze 2 weken leven moet. Ik wil mét Ú werken, laat dat mijn hart vullen, niks meer of minder!!!

Met dat gebed in mijn hart val ik in slaap. Om 12 uur word ik wakker, en het zweet loopt met straaltjes van mijn rug. Wat is het HEET. Zelfs de tochtgleuven in de vloer zijn niet voldoende om het een beetje te laten afkoelen. Mijn kussen heeft geen droog stukje meer over. Het zweet en allerlei beestjes uit het matje prikken me en geven me jeuk, maar ik val uiteindelijk toch weer in slaap. Om 4 uur beginnen de hanen te kraaien, ik denk wel een stuk of 15. Eentje staat pal onder het huis te bleren. Hij houdt niet eerder op dan dat hij ons gezien heeft, en weet dat hij zijn missie succesvol voltooid heeft. De gleuven zijn handig voor de tocht, maar de geluidsdichtheid wordt wel aanzienlijk minder. Er zijn weinig aan geluiden in het dorp die we niet horen. Met andere woorden, ga je nest maar uit, want slapen doe je niet meer.

Eerst maar weer mijn wandelingetje naar de kreek, om het zweet van me af te spoelen. De lust vergaat me in het water te stappen. Ik heb geen zin in tussen de visjes te zitten, en als ik zie dat ze ook hier in hetzelfde water hun was en afwas doen, dan wordt het er niet aangenamer op, en ik niet schoner ben ik bang. Dus dan maar met de voeten erin, een paar handenvol op mijn gezicht en wat onder de oksels en nek, en dan snel afdrogen met de handoek, die nu nog lekker ruikt.

Terug naar huis, en verder ordenen en organiseren van: waar leg ik mijn kleren neer, waar mijn tubes handcleaner en deet, waar het toiletpapier, waar de zonnebrandcreme, waar mijn tandenborstel, enzovoorts. Er is weinig plaats, geen kast of spijker, dus alles moet op zo’n manier in de tas dat ik zelfs in het donker het kan vinden. Uiteindelijk heb ik alles zo opgeruimd dat ik het kan vinden als de duisternis invalt. Dit op mijn kussen, dat er naast, en de rest in een handtas, of netjes in een hoek links of rechts van mijn weekendtas. Oefening baart kunst. Ik ben tevreden, de dag kan beginnen.  Ik heb nog gelukkig mijn laatste boterham met kaas. Als brood geroosterd is voor je het in je plastic zakje stopt, blijft het langer goed, heb ik ontdekt. Eerder deed ik dat niet, en had ik in deze warme gebieden binnen een dag het schimmel eral op staan. Nu niet, en dat bevalt me uitstekend. Dus met genot, maar ook met pijn in mijn hart het broodje opgepeuzeld, wetende dat ik dit de komende 2 weken ontberen moet.

En dan is het op naar de cursus. Carol is onderhand ook klaar, en we lopen de 5 minuten afstand naar de kerk. Daar zijn de mensen al bij elkaar, en we horen de mannen hun drums al slaan. Wat een cultuur!

We draaien onze lessen. Freddie in de ochtend, en ik in de middag. Ik ben blij dat ik mijn les al eerder voorbereid had, want de moeheid en neerslachtigheid zit nog steeds in mijn lijf en leden.
Maar als mijn les voorbij is, merk ik dat mijn gebed van de vorige avond meer dan verhoord is. Hij gaf Zijn antwoord al tijdens het lesgeven. Ik voelde me gedragen, mijn moeheid was er nog, maar ik had vrede, en het lesgeven ging uitstekend. God sprak door me heen. Hij ís er, ook als ik niet meer kan. Juist dan, in zwakheid, wordt Zijn kracht volbracht. Hij draagt me als een adelaar naar hoogten waar alleen Hij ons kan brengen. Niet in eigen kracht werken, maar pas als mijn kracht op is, is het Gods mogelijkheid om Zijn kracht te laten werken. En Hij ís er. Hij is geen strenge of teleurgestelde Meester, die alleen als motto heeft: doorgaan, zet door! Nee, Hij zelf neemt het over, en werkt door je heen. Wat een liefde en zorg voor mij, Zijn kind. Ik hoef niet bang te zijn dat mijn eigen krachten opraken, want God zelf geeft elke dag nieuwe liefde en kracht. Netzo als ons dagelijkse brood. Dank U Heer!
Ik leef niet meer voor mezelf, maar U leeft in mij. Wat een rijke ervaring!

Aan het eind van de dag ruiken mijn kleren aardig naar zweet. De hele dag liepen er stroompjes zweet over mijn rug en langs mijn voorhoofd. Het is heet hier.
Dus leek ons een duik in de rivier een goed idee. We vragen aan onze gastvrouw waar het is. Nee, ze wijst niet de weg, ze loopt persoonlijk met ons mee. Het is een route van een minuut of 15.
Onderweg komen we een groepje mannen tegen. We hoeven niet verder te lopen, want de rivier is overstroomd. Dat zegt ons niks, maar onze gastvrouw staat stil en legt uit wat dat inhoudt: door regen in de bergen daar, ze wijst naar de bergen die het dorp omringen, is de rivier nu erg ruig, en daardoor zit er heel veel opgewoeld zand in. Dat is niet echt lekker om te wassen. Nee, dat begrijpen we, maar we willen eigenlijk toch wel even de rivier zien, en desnoods gaan we eerst daar even in poedelen, en dan alsnog weer naar de kreek om ‘af te spoelen’.  Zo gezegd, zo gedaan.
Inderdaad, als we even later aan de oever van de rivier staan, bulkt en kolkt het water over de grote stenen die in de rivierbedding liggen.

Onze gastvrouw schudt met haar hoofd, hier kunnen we ons niet in wassen, de rivier is zwart. Er is inderdaad niemand te bekennen. Maar we hebben het zo heet, en voelen ons zo plakkerig, dat zelfs de stroming en het zand ons nu niet zoveel uitmaakt. Voorzichtig hand in hand lopen we de rivier in, die ons stevig aan de benen rukt. We gooien wat water over ons hoofd en rug, en voelen ons met de druppel meer opknappen. Dit is toch wel even heerlijk.
We lopen terug, en onze gastvrouw komt snel met een emmer water uit de kreek aanlopen. Nog steeds haar hoofd schuddend, dat deze vreemdelingen zich gaan baden als de rivier zwart is. ’s Nachts begrijp ik het ook wel. Overal zit zand, het schuurt in mijn bed en pyama.
De volgende dag begrijp ik haar uitdrukking over de zwarte rivier ook. Dan komen we bij de rivier en is het doorschijnend, zodat je de grijze steenjes kan zien liggen op de bodem, waardoor de rivier zilver opschijnt. Zo mooi was ie gister inderdaad niet.

En zo hebben we onze routine weer gevonden:
Naar de kreek voor een snelle gezichtswas, ontbijten, water filteren tot zuiver drinkwater, naar de kerk voor de les, lunchen met elkaar in de shelter, opnieuw de tweede les van de dag, en dan aan het eind naar de rivier voor een bad, naar huis om om te kleden, eten in de shelter en op tijd naar bed.

Het is een hele attractie voor de kinderen van het dorp, als wij ons naar de rivier begeven. Altijd loopt er een hele slinger kinderen achter ons aan te giebelen en fluisteren. En als we in het water zijn, altijd met onze badkleding aan: een lange jurk, waar ik mijn armen naar binnen haal, om het zeep op mijn lijf te krijgen, dan zie ik vanuit alle struiken zwarte koppies met donkere oogjes gluren hoe die ‘whiteskin, of dimdim, zoals ze me hier noemen’ zich wel niet wast…. Ja, als je bedenkt dat hier bijna nooit een blanke geweest is, dan is dat allemaal wel erg interessant natuurlijk. Maar ik zit nu op zo’n energieniveau dat ik het eigenlijk helemaal zat ben. Ik wil gewoon een douche, zonder gluurders! Maar stoïcijns blijven doorgaan, neem ik me voor.

De avonden zijn hier echt prachtig. Als je gewassen en opgefrist in de shelter zit, dit is een plateuatje op palen, met een dakje erboven, wordt het eten geserveerd, wat hier elke dag echt heerlijk is. Overal is het donker, hier en daar branden wat vuurtjes en  in de verte hoor je de mannen van het dorp de drums slaan. Ook bij ons in de shelter brandt een kerosinelamp. De zoete aardappelen staan weer in schalen voor ons, met de gekookte bananen en sagocake. En vis, verschillende soorten. Als het eten op is, wordt alles afgeruimd en wordt er koffie geserveerd. Papua is het land van de koffiebonen. Overal zie je koffieplantages, vooral in de bergen. Mensen kunnen hier een aardig zakcentje aan verdienen.
Maar met deze koffie in een mok komen de verhalen los. Verhalen over vroeger, of over de Bijbel. Zo was er ook een meesterverteller, die ’s avonds in het donker wel eens een Bijbelverhaal vertelde. En dan op zo’n manier, dat je echt het gevoel had er zelf bij te zijn.
Het mooiste verhaal kwam op een avond toen hij waarschijnlijk moe, maar ook erg scherp was. Hij was ons het verhaal van Zacheus aan het vertellen. Over zijn leven als tollenaar, en hoe het geweest moest zijn toen hij hoorde dat Jezus er aan kwam. Hoe hij als kleine man maar niet boven de menigte uit kon kijken, dus maar in de vijgeboom klom.
De verteller is vol vuur aan het vertellen over dat Jezus onder bij de boom aan komt en roept: Lazerus, Lazerus, kom naar beneden.
Op dat moment hoort de verteller wat gegrinnik van de andere mannen. Op hetzelfde moment realiseert hij zijn fout, maar met een effen gezicht vertelt hij vol vaart verder: Lazerus, kom naar beneden, die boom is niet van jou, die is van Zacheus! En zonder een spier te vertrekken vervolgd hij zijn verhaal, wat niet meer te horen is in het bulderende gelach van zijn publiek!

De daarop volgende nacht kan ik maar niet in slaap komen. Door al het zweet ruikt mijn kussen echt bagger, maar ik heb ook het idee dat het matje waar ik op slaap ook niet helemaal schoon geweest is. En die geuren worden nu weer opgewekt door het zweetvocht en dringen irritant mijn neusgaten in. Nu heb ik oordoppen, dus ik overweeg om die maar in mijn neusgaten te stoppen. Ik bedenk ineens dat we nog een paar van die dunne slaapmatjes mee hebben genomen. Dus ik sluip mijn bed uit, over Carol heen, met mijn zaklamp naar buiten waar onze spullen staan opgeslagen. De nacht heeft zo’n aparte serene sfeer hier. En zo vaak is de sterrenhemel zo ontzettend indrukwekkend, doordat er nergens licht is. Het is voor mij nooit een straf om ’s nachts buiten te moeten zijn. Ik maar van de gelegenheid gelijk maar even gebruik om naar de wc te gaan, achterop het erf. Een varken wordt wreed gestoord in zijn schoonheidsslaapje als ik bijna over hem heen struikel, omdat ik nog steeds naar de sterrenhemel loop te kijken. Als ik terugkom neem ik het slaapmatje mee, en prop die tussen het matje en mijn laken. Zo, dat scheelt aanzienlijk. Binnen de korste keren val ik in slaap, ik hoop dat het varken ook zijn rust kan hervatten.

Wat ook zo grappig is, dat we ons ontbijt ’s morgens in het huis hebben. Ze hebben een tafel en 3 stoelen neergezet voor ons. De mannen van ons team slapen en eten in een ander huis in het dorp, ons huis staat een eindje buiten het dorp. Eén van de vrouwen van het dorp heeft brood gemaakt voor ons. Ik ga helemaal uit mijn dak. Sinds die reactie wordt er elke ochtend voor brood gezorgd! Yoehoe! Ik neem vaak nog een paar stukjes mee voor de lunch, wat vaak bestaat uit ananas, papaya en sago met cocosnoot en banaan. Soms is er wat komkommer bij, dus een stukje brood past daar uitstekend bij!
Elke ochtend is het oppassen geblazen om je kop thee in te schenken, want omdat de tafel op de smalle stammetjes staat, wiebelt het aan alle kanten. Als je opstaat of langsloopt schudt het hele huis, en voor je het weet klotst het water uit je theekopje. Hetzelfde is als je in bed ligt, als er iemand de trap opkomt naar binnen lig je ook te schudden in je bed, alsof er een aardbeving is. Tsja, zulke dingen heb je dan in Nederland weer niet.

En ook de nacht erop hebben we een nachtelijk avontuur. Want ik word wakker van getrippel langs mijn oor. Ja hoor, muizen, of misschien zelfs ratten. Ik sla een paar keer op de grond en op de wand, en er schiet van alles weg. Jakkes, hoe lossen we dit nu weer op.
Ik klim mijn bed uit, en span een stuk touw van de ene kant naar de andere kant. Daaraan hang ik mijn rugtas, die ik toch liever heel weer mee terug wil nemen naar Nederland. Ook alle voedselwaren die we hebben, zoals crackers, en ik heb als ontbijt een soort van muesli met melkpoeder meegenomen, stop ik allemaal in een tas, en hang dat aan de andere kant van het touw. Nu maar hopen dat het touw het houdt.
Ik kruip mijn bed weer in, oordoppen in, gewoon ontkennen dat ze er zijn, en slapen gaan.
De volgende ochtend zien we de sporen: overal keuteltjes, dit zijn geen muizen meer. Carol had nog een pakje crackers liggen tussen haar spullen, en die is keurig aangevreten. Minder mooi is de ontdekking dat mijn enige tupperware luchtdichte doos is aangevreten, zodat er precies een gaatje in zit. Weg functie, om de poeder luchtdicht en vochtvrij te bewaren. Wat een monsters!

En dan is het alweer weekend. Ons eerste weekend in het dorp. Tijdens dit weekend zullen ook de outreaches gedaan worden. De mensen van de cursus moeten 1 of 2 lessen zelf geven aan de omliggende dorpen. Zo is er ook een groep die naar het dorpje gaat op 1 uur loopafstand, het dorpje waar we aan land zijn gekomen een week geleden. Carol en ik besluiten om met hen mee te gaan, maar we willen eigenlijk eerst wel even uitslapen. We zien er naar uit om de oceaan weer te zien, te zwemmen en te snorkelen! Dus na het uitslapen zijn we op ons gemak richting strand gelopen. Alles mee in de tas, en vlak voor we gaan krijgen we nog een papaya en 2 cocosnoten in de hand gedrukt, als opkikkertje voor onderweg. Lekker!
We komen precies om 10 uur aan. De mensen van de cursus waren om 7 uur al vertrokken, wij om 9 uur. Maar precies als we aankomen, gaan ze beginnen. Dat komt mooi uit. We gaan erbij zitten, en luisteren naar de golven van de zee. Van de les verstaan we niks. Er is een aardig aantal mensen om te luisteren, en ook het aantal kinderen is hoog, rond de 45 tel ik er.
Na een uur wordt het wat lastig zitten op de boomstam, en begint het me toch wel erg te jeuken om een heerlijke duik te nemen in dat blauwe water! Ik zie Carol ook onrustig schuiven. Nee, we kunnen er niet tussenuit, dat zou onfatsoenlijk zijn. Daarnaast is er 1 van de mannen van de cursus die ons gevraagd heeft wat te vertellen over onszelf, als hij aan de beurt is van zijn stukje dat hij moet lesgeven. Dus we wachten op het moment dat hij naar voren gaat. Maar dat duurt lang. Zo lang dat we na een uur er nog zitten, en na nog een uur zijn ze nog midden in de les. Dan hebben we het gehad. We zoeken de shelter op, en voor we het weten zijn we allebei in slaap gevallen. We liggen bijna een uur te pitten. We worden wakker en zien dat ze nog steeds in de les zitten!!! Ze zijn al 4 uur bezig onderhand, hoe houden ze het vol! En ook de kinderen zitten nog steeds op de boomstammetjes. Onvoorstelbaar. Het is ook nog gaan regenen, en dat maakt dat de zandvlooien ons flink te pakken nemen. Onderhand is het 2 uur, en ik heb erge trek. Gelukkig heb ik mijn zakmes mee, en ik snijd de papaya aan. Heerlijk, wat een vrucht. We smikkelen de helft op, en de andere helft delen we met de vrouwen die onder het andere afdakje, dat als dorpskeuken fungeert, bezig zijn in potten en pannen te roeren, en vis schoon staan te maken.
Ik kijk Carol aan, en ze denkt precies hetzelfde als ik: dit duurt nog eeuwen, en we willen nog zo graag zwemmen en snorkelen. Maar om nu voor het oog van alle luisteraars de zee in te duiken, dat kan ook weer niet. De lessen worden namelijk onder een afdakje op het strand gegeven. Maar ik wil er ook niet langer bij blijven zitten. Ik heb het wel gehad. Carol ook. Dus slenteren we langzaam bij de groep weg, en gaan een stukje over het strand. Dan lopen we nog een stuk door het water, maar echt zwemmen zit er niet in. We komen bij een grote steiger, waar 1 keer per week een boot aanmeert om goederen te brengen en om groente en sago in te laden. Daar zitten we een tijdje op om naar de honderden visjes te kijken die in het zo heldere water zwemmen. Het lijken wel sardientjes. En soms springen ze allemaal tegelijk boven het wateroppervlakte uit, wat het geluid van een enorme waterval veroorzaakt. Zo wonderlijk en fascinerend om naar te kijken.
We wandelen weer terug, en zien dat ze nog steeds aan het lesgeven zijn. We zijn onderhand al 5 uur verder. Ik zeg tegen Carol dat ik terug wil naar ons dorp. Nog een uur lopen, en dan een uitgebreid bad in de rivier, daar heb ik wel zin in. Carol ook, maar als iemand van de deelnemers ziet dat we ervan door gaan, komt ie ons achterop en nodigt ons uit om de lunch met hen mee te eten, ze zijn bijna klaar met de les. Nu ben ik heeeel achterdochtig als het om bijna en korte afstanden gaat in hun beleving. Vaak is dat 3 keer zo lang als wordt aangegeven, dus deze keer negeer ik het fatsoen, en geef vriendelijk aan dat ik graag terug wil, om nog tijd te hebben voor een bad in de rivier. Ondertussen reken ik uit, dat als we blijven, het waarschijnlijk nog een uur duurt voor de les voorbij is, dan moet er nog gegeten worden, wat ook zo 2 uur duurt, dan nog een uur teruglopen, dus dat zou inhouden dat we dan om 7 of 8 uur terug zouden komen. Dan is het al donker, en kunnen we een bad wel vergeten. Nee dan toch liever nu richting huis. Carol vindt het moeilijk om zo onfatsoenlijk te zijn, maar besluit uiteindelijk gelukkig toch om met me mee te gaan. Dus naar huis en naar de rivier. Heerlijk rustig avondje zo. En inderdaad, wat ben ik blij met mijn keus, want om half 9 komt de groep aanzetten vanaf het strand! Soms is het goed om te doen wat je zelf graag wilt. Maar dat is wel een uitdaging hier, waar je moet laten zien dat je de gastvrijheid van de mensen hier ook waardeert.

Zondag is een lekker rustig dagje. ’s Morgens naar de kerk, en na de dienst zitten we buiten op het gras, te kletsen met meiden van het dorp. Ik heb een haaknaald en garen meegenomen, om een tas te haken voor Carol. Het is typisch PNG om een gewoven tas te geven als herinnering, en het lijkt me een leuk idee om die aan haar te geven als we afscheid nemen. Ik had eerder al een keer gezocht naar de Amplified Bible, omdat ik weet dat ze die nog graag eens zou willen hebben. Maar helaas was die uitverkocht, dus moest ik iets anders als afscheidscadeau verzinnen. Ze weet er niks van, maar ik zit lekker pal voor haar neus te haken. Lekker rustgevend, met alleen de natuurgeluiden en natuurgeuren om ons heen. En de scharrelende varkens en kippen niet te vergeten. Dit zijn momenten dat ik me zo rijk gezegend voel, en zo ontzettend geniet en me thuisvoel. Door en door het dorpsleven midden in Papua Nieuw Guinea. Hoevaak schiet het niet door mijn hoofd: ik hier?
’s Middags zoek ik mijn boeken en papieren bij elkaar, en ga ik mijn lessen voor de komende weken voorbereiden. Maar het is zo heet, dat alles aan me vast plakt, en het zweet ook nu al weer stroomt. Ook de vliegen zijn irritant aanwezig en lastig weg te jagen. Uiteindelijk ben ik tevreden, en zoek ik de anderen weer op, die onderhand weer in de shelter zitten.
Ik zie Carol ook al over haar benen krabben, en vraag of zij ook zo’n last heeft van jeuk. Ik zit zelf namelijk ook al de hele middag te schuren en te krabben. We denken dat het de beten van de zandvlooien zijn.
Maar de volgende dag is het nog erger, en dan denken we dat we waarschijnlijk scabies hebben opgelopen in het water waar we ons steeds in wassen. Maar ja, wat moeten we, dit is het enige water wat er is, en een week niet wassen is ook niet erg bevordelijk. Dus maar gewoon doorgaan, en dan straks maar een flinke wasbeurt, als we weer in Port Moresby zijn. Niet echt een lekker idee, dat er zo’n klein beestje onder je huid zit te nestelen, en daar zich lekker uitbreidt, maar je kunt er niet zoveel aan doen.

Maandagmiddag heb ik water nodig, maar er is niemand aanwezig. Ik zie de emmer staan waar we altijd het water uit krijgen, maar de emmer is ook leeg. Dus nu maar even echt voor Papuase spelen. Ik neem de emmer mee, en wandel naar de kreek. Daar schep ik de emmer vol en draag hem weer mee terug naar het dorp. Daar aangekomen word ik met gejuich ontvangen. Ze vinden het helemaal fantastisch dat ik water heb gehaald, en binnen de korste keren weet iedereen het. Volgende keer ga ik het ook op mijn hoofd dragen! Sinds die middag is het contact met de gastvrouw een stuk closer. Het is zo bijzonder om te merken dat zulke dingen je dichter bij elkaar brengt, niet het praten met elkaar, maar als je je echt mengt in hun cultuur word je echt gewaardeerd. Anders blijf je toch een beetje een buitenstaander, waar ze zenuwachtig van worden en niet goed weten hoe ze met je om moeten gaan.

Diezelfde maandag is er ook van allerlei geroezemoes in het dorp. Het blijkt dat er 4 telefoons worden geplaatst. Het dorp krijgt voor het eerst een verbinding naar de buitenwereld! Het is of we honderd jaar terug zijn in de tijd. Ontzettend leuk om dat op deze manier mee te maken. Er wordt verteld dat we gratis kunnen bellen, tot alle 4 de telefoons aangesloten zijn. Het gevolg is dat er rijen mensen onder ons huis nu staan, omdat daar ook een telefoon is aangelegd. Tot diep in de nacht staan ze te kletsen onder het huis. Maar gelukkig ben ik moe genoeg om er doorheen te slapen. De volgende ochtend wil ik ook wel even bellen, maar in Nederland neemt niemand meer op om 12 uur ’s nachts, Nederlandse tijd. Dus hopen dat het vanmiddag nog steeds lukt. En ja hoor, ik kan zomaar van midden uit de bush kletsen met paps en mams, en Gudrun. Zo geweldig!

De rest van de week verloopt volgens de routine.
En dan is het vrijdag, de dag van de diploma-uitreiking. ’s Nachts is Rufus, onze meesterverteller al de bush in geweest om te jagen, en hij komt inderdaad met een varken terug. Ook zijn er die nacht mannen naar de oceaan geweest om te vissen, en ook zij hebben een flinke buit mee teruggenomen, allemaal om er vandaag een groot feest van te maken.
De planning is om om 9 uur te beginnen, om dan om 10 uur klaar te zijn met het officiele gedeelte, dan met elkaar te eten, zodat we als team die middag en avond hebben om ons weer klaar te maken voor de reis terug naar de hoofdstad. Dus om 9 uur staan we keurig klaar bij de kerk. Maar daar is niemand. We lopen terug naar de shelter en de keuken, en vragen waar iedereen is. Ja, nee, de planning is omgegooid. De dames van de keuken wilden ook graag bij de plechtigheid aanwezig zijn, dus nu wordt het koken eerst helemaal klaargemaakt, en dan gaat het beginnen. Oke, dan zullen we daar wel op wachten.
Als we een beetje rondlopen over het terrein worden we geroepen door het stamhoofd. Hij heeft originele Orokleding klaarliggen voor ons. Of wij ons willen omkleden, en opgesierd willen worden als traditioneel Orobewoner. Dat lijkt ons fantastisch. Er wordt wat gepast en gemeten, en ja, ook voor mij als lange Westerse dame is er wat bij dat past.
Dus nu verder met stap 1, en dat is natuurlijk eigen kleren uit. De traditionele kleding bestaat uit een tappacloth: een rok van platgeslagen boomschors, kettingen en takken met bladeren en op het hoofd een enorme verentooi van veren van de Paradijsvogel.
De alerte lezer heeft al opgemerkt dat er dus geen bovenstuk is, en dat klopt, de dames lopen er topless bij. En dat werd zonder pardon daarom dus ook van ons verwacht. Iedereen vond het heel normaal, maar Carol en ik keken elkaar aan met het schaamrood al op de wangen. Wat nu??!! De mannen en vrouwen zien onze twijfel en dringen er nog maar eens op aan. Iedereen is hetzelfde, geen nieuws onder de zon, wordt ons verteld. Ja, oke, dat is waar, maar dan nog…..
Carol begint al heel langzaam haar blouse los te knopen, maar ik ben nog steeds niet zover. Ik fluister in haar oor: gewoon de bh aanhouden misschien? Dat is een optie, maar dan nog is het vrij genant om voor het oog van de hele goegemeente ons uit te kleden. Gelukkig biedt ons 3e vrouwelijke teamlid de uitkomst, door op te merken dat we gewoon naar het huis moeten gaan, waar normaal de mannen slapen, en dan iemand meenemen die ons helpt aankleden, en dan komen we mooi opgedost weer terug. Hoefff, dat doen we. Hup, spul mee, allebei een dame mee, en dan in looppas naar het logeerhuis. We vragen maar of we onze bh aan kunnen houden, en deze dames snappen ons probleem. Carol krijgt zelfs nog een topje van platgeslagen boomschors, dus die is helemaal klaar, bij mij doen ze er nog een extra ketting om, en dan is mijn bh ook bijna weggewerkt, nou ja, in hún ogen dan, ik voel me zelf er nog al kaal opstaan. Maar goed, ook hier zien we weer de uitdaging van in, want dit zal mijn eerste keer, en hopelijk ook laatste keer zijn dat ik in mijn bh in de kerk zit.

Uiteindelijk zijn we klaar, en als 2 bruiden lopen we weer richting de mensen. Daar worden we met gejuich en geklap ontvangen. Wauw, dit voelt best leuk. Carol fluistert al in mijn oor: waar zijn onze bruidegommen? Nou, precies, dat gevoel heb ik ook, er mist hier net een belangrijke factor. Maar het feest is compleet, want ondertussen zijn ook onze mannelijke temaleden opgedost, en die lopen er ook als trotse pauwen rond. Wauw, wat een ervaring, wat een indrukwekkende verschijning. Wat imponerend. Ik kan me helemaal voorstellen dat ze zich zo verkleden als ze op oorlogspad gingen naar andere stammen toe. Wat een krijgers zijn het op deze manier. Prachtig. We nemen een fotosessie natuurlijk, en dan begint ook het officiele gedeelte van de dag. Het is onderhand half 12.
We dansen en zingen zo goed als we kunnen mee met de traditionele dansen. En ook na de plechtigheid dansen we allemaal de kerk uit. Behoorlijk pittig, als je al die wiegende mensen ziet, die zo natuurlijk op de slag van de drum bewegen. O man, wat ben ik dan een stijve hark! Maar goed, zolang ik niet struikel en de hele officiele optocht in het water doe vallen, maken we er maar wat van.
Uiteindelijk is het feest voorbij, en als alle schalen met varken, vis, zoete aardappel en sago op een hele grote tafel worden gezet, kleden wij ons weer om. Ook wel weer prettig hoor, om een gewone jurk aan te hebben.

Uiteindelijk is het hele feest voorbij en is het ongeveer 6 uur. De tijd dat het normaal donker gaat worden. Maar we willen nog naar de rivier voor een bad, want met al dat gekriebel en gebladerte om je lijf, heb je daar wel zin in.
Het is al donker als we bij de rivier aankomen, en dat is maar goed ook, want zo kunnen we niet zien dat de rivier erg zanderig is. Dat voelen we de dag erna in ons haar. Overal zit weer zand, maar oke, het is de laatste dag, en morgen kan ik weer douchen in Port Moresby!
We wandelen met al onze bagage zaterdagmorgen naar de kust. Daar hebben we nog een dag om afscheid te nemen van iedereen, door ook hier nog een keer een grote maaltijd te organiseren. Ik ga eerst een heel eind de oceaan op met een prauw, samen met Carol en 2 andere meiden. Lekker zwemmen en snorkelen, en dan zwem ik het hele eind terug naar de kust. Heerlijk, even wat lichaamsbeweging. Ik had ondertussen al gezien dat een groep jongens van het dorp met hun prauw waren vertrokken, en in de verte zie ik ze op de oceaan aan het vissen. Als ik weer op het strand sta wil ik naar ze toe. Kijken hoe ze het doen, hen helpen, en gewoon lekker met hen bezig zijn. Er wordt wat lacherig over gedaan, want dit is natuurlijk geen vrouwenrol. De mannen vissen, de vrouwen maken het vuur aan, en zorgen alvast voor de sago en de zoete aardappelen. Maar ik denk: dit is mijn laatste kans, en een soort afscheidsgroet van PNG en haar natuur. Dus ik vraag nog eens, en 2 kleine jongens willen wel met me mee. Geweldig. Wat een lef, zomaar met een witte mevrouw die hun taal niet spreekt de oceaan op. Ik heb respect voor ze. En nog meer als ik hun spiertjes zie spannen om dit zware gewicht de oceaan over de slepen. We komen bij de andere jongens, en die hebben ons al zien aankomen. Ze zijn er lacherig en zenuwachtig onder, maar ik ga vragen hoe ze nu precies vissen vangen, en vol vuur en enthousiasme wordt de witte dame uitgelegd hoe ze dat hier nu precies doen. Nog meer gelach en geschreeuw als ik aangeef dat ik hen wil helpen. En zonder verder af te wachten duik ik zo van de prauw af de oceaan in. Ik zie de andere jongens een net spannen onder water in een u-vorm. Dan slaan en spetteren ze op het water, om de vissen op te jagen. Daarna duiken ze met hun speren naar beneden om de vissen eraan te prikken en op te halen en in de prauw te gooien. Ik doe hard mee, vooral het slaan op het water was mijn specialiteit, de rest heb ik maar wat aan de jongens overgelaten. Bij elke vis wordt me uitgelegd of het een vette of een vleesvis is, of ze giftig zijn, of dat ze gevaarlijke stekels hebben. Prachtig. Ik heb mijn snorkelspul op mijn neus, dus ik kan prachtig zien hoe de gespierde kerels keer op keer naar beneden duiken en weer met een vis omhoog komen. Sommigen blijven zolang onder water, dat ik zelf bijna naar adem begin te happen, zo benauwd krijg ik het ervan.
Na 5 keer het net uitgezet te hebben en de vissen eruit te hebben gehaald keren we terug naar de kust. En ook nu worden we weer met gejuich ingehaald. Even later komt er nog iemand naar me toe, die me verbaasd vraagt of het klopt wat hij had gehoord: dat ik had geholpen met vissen? Grappig, het gaat als een lopend vuurtje weer rond, maar ik heb genoten van vandaag!

We eten met elkaar in een shelter op het strand. Hier gaan we ook slapen. Maar als we bij het vuur zitten te praten en een beetje zitten te zingen, barst er een enorme bui los. Binnen de korste keren wordt er een mat gehangen tussen de palen, dat als soort wind en regenscherm dient. Gezellig ertegen aanzitten met elkaar, en zo uit de wind en regen, met de storm aan de andere kant op de oceaan. Ik hoop dat we een beetje kunnen slapen vannacht met dat natuurgeweld hier.
Om 11 uur ’s avonds zien we dat er een groot schip aankomt. Het is het schip dat de stammen die hier wonen bevoorraad met levensmiddelen. Hij meert aan op een steiger in de andere hoek van de kust. Binnen de korste keren zit de helft van de mannen in hun prauw, op weg naar de boot en steiger. We worden ook gevraagd, en ja, daar hebben we natuurlijk nog wel even zin in. De regen is gelukkig iets minder en de wind is wat gaan liggen, dus ook wij stappen met onze zaklamp weer in de prauw en roeien in 10 minuutjes naar de grote boot. Bij de boot is een grote markt, waar mensen ook weer hun handelswaar aan de bemanning proberen te verkopen, en proberen om het als handelswaar mee te geven op het schip. Wat een apart sfeertje, om half 12 ’s nachts over een markt vol ananassen, pompoenen, aardappelen, sago en heel veel verschillende soorten vis en garnaal. We kopen zelf nog een ananas en wat vis, werpen nog een blik op de boot, waar we helaas niet op mogen, en dan gaan we weer terug naar onze prauw. Nog even terugroeien, en dan is het toch wel echt tijd om naar bed te gaan. Want morgen is het alweer vroeg opstaan.

En inderdaad, om 4 uur beginnen ook hier de hanen te kraaien en de kleine kinderen te huilen, dus we hoeven geen wekker te zetten. Om half 5 zitten we weer in een motorbootje, op weg naar Tufi, waar ons vliegtuig zal vertrekken om 7 uur. We doen er een uur over. Het afscheid is ontroerend en hartverwarmend. Wauw, wat een prachtmensen. En dan vertrekken we in het donker de oceaan op. Gelukkig maar dat we weten dat God ook op de wateren is, helemaal als alles donker is en onder je kolkt. Heel schitterend zien we dan dat de horizon roze begint te kleuren, daarna lila paars en dan komt de zon op. Adembenemend.
Als we nog een kwartier voor de boeg hebben, breekt er ook nu weer een regenbui los, dus we duiken onder het dekzeil waar de koffers ook onder liggen. Goed, dit zijn weer andere spieren om te trainen.
Als we aanmeren hoost het van de regen, en we moeten nog wel 20 minuten lopen, voor we bij het vliegveldje zijn. Hoe gaan we dit doen met onze bagage? Misschien wil de man met de auto die voor het transport van de koffers zorgt ons hier wel weghalen. Dus de anderen zoeken een schuilplaats, en ik ga met de man van het dorp die met ons is meegereisd naar het vliegveld. Daar aangekomen zijn we doorweekt. Gelukkig wil de man ons wel ophalen. Dat scheelt. We hebben nog 10 minuten voor ons vliegtuig vertrekt, en ik zoek nog snel een plek waar ik wat droge kleren aan kan trekken, die ik snel even uit mijn koffer heb getrokken. Niet de beste combinatie, maar ik vind het wel best. Dan op een run naar het vliegtuig en een uur later zitten we weer in het hete Port Moresby. Wat een reis jongens!!!

Ik heb zo’n zin om onder de douche te springen, want voor mijn gevoel zit ik nog steeds helemaal onder de beestjes. Maar we gaan eerst naar de winkel om goede desinfecterende zeep hiervoor te kopen. Gelukkig wist Carol dit, want ik had geen idee van scabis en zulke gekke beestjes die onder je huid gaan zitten wroeten. Daarna een lange douche, en dan mijn spullen klaar maken voor morgen, voor mijn definitieve vertrek.
Als Carol en ik even bij elkaar zitten geef ik haar mijn gehaakte bilum. Als voorlopig afscheidscadeau. Een ontroerend moment. Wat houd ik van haar als van een bloedeigen zus! Wat zal ik haar missen. Wat hebben we veel samen mogen doen, en elkaar tot een steun mogen zijn! Wat heeft ze me wegwijs gemaakt in PNG, in de culturen, in de gewoontes, wat is ze een geschenk van God!

En dan is het de dag van vertrek. Om half 12 staat het transportbusje voor de deur. Carol gaat met me mee om me uit te zwaaien. Dapper, want ze houdt niet van afscheid nemen.

Er staat een enorme rij voor het loket. De computer is stuk, dus alles moet handmatig worden ingevuld. Carol is het wachten zat, dus ze gaat wat rondlopen. Ze zegt dat ze straks wel even terugkomt. Achteraf is dit het laatste moment dat we elkaar zien, want als ik ingecheckt ben, kan ik haar nergens vinden. Op het laatst moet ik wel door mijn gate, dus met een snik in mijn hart neem ik dan maar in gebed afscheid van haar.
En dan zit ik weer in de wachthal, klaar om terug te gaan naar Nederland. Is het echt 15 maanden geleden dat ik op Schiphol zat te wachten?
Is het echt allemaal waar geweest wat ik beleefd heb? Of heb ik alles gedroomd en word ik straks wakker?
Nee, het is echt waar, ik heb hier echt mogen zijn, mogen werken,  en het zal ook mijn toekomst gaan bepalen. Want hoe graag wil ik terug naar mijn broers en zussen in PNG, om hier Gods werk te mogen doen.

Wat de toekomst brenge moge, mij geleidt des Heren hand,
moedig sla ik dus de ogen, naar het onbekende land.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten